Gepubliceerd op dinsdag 6 september 2016
IEF 16223
Antilliaanse Gerechten ||
24 aug 2016
Antilliaanse Gerechten 24 aug 2016, IEF 16223; ECLI:NL:OGEAA:2016:540 (TELEARUBA), https://delex.nl/artikelen/gerecht-aruba-geeft-gelegenheid-tot-het-overleggen-van-bewijs-door-het-horen-van-getuigen

Gerecht Aruba geeft gelegenheid tot het overleggen van bewijs door het horen van getuigen

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 24 augustus 2016, IEF 16218; ECLI:NL:OGEAA:2016:540 (TELEARUBA N.V. tegen h.o.d.n.) Reclame. Bewijslevering. Het gaat in deze zaak om een overeenkomsten van opdracht bestaande uit het uitzenden van tv-programma’s en/of reclameboodschappen. TeleAruba stelt dat zij namens de gedaagde door derde en TeleAruba gesloten overeenkomsten van opdracht diensten heeft verleend voor gedaagde, bestaande uit het uitzenden van tv-programma’s en/of reclameboodschappen en dat de gedaagde uit dien hoofde het in de hoofdsom gevorderde bedrag verschuldigd is aan TeleAruba. Het Gerecht stelt TeleAruba in de gelegenheid om hetgeen zij vooropgesteld hebben te bewijzen.

3.2.1 Niet in geschil is tussen partijen dat Derde gedurende de jaren 2009 tot en met 2011 opdrachten aan TeleAruba heeft vertrekt om de hiervoor vermelde tv-programma’s en/of reclameboodschappen uit te zenden. De stelling van TeleAruba, dat die programma’s en boodschappen daadwerkelijk zijn uitgezonden, heeft Gedaagde gemotiveerd bestreden. Die stelling staat daarom niet vast. TeleAruba zal, nu zij bewijslevering heeft aangeboden, allereerst in de gelegenheid worden gesteld door middel van het horen van getuigen te bewijzen dat bedoelde programma’s en boodschappen daadwerkelijk door haar zijn uitgezonden. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de in het dictum vermelde terechtzitting. TeleAruba dient uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar te maken aan het Gerecht en aan Gedaagde.

Het Gerecht stelt TeleAruba in de gelegenheid om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen hetgeen zij ingevolge rechtsoverweging 3.2.1 vooropgesteld dient te bewijzen;