Gepubliceerd op dinsdag 17 oktober 2006
IEF 2765
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

40/4

tutcur.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 17 oktober 2006, KG ZA 06-1079, Howe A/S tegen Casala Meubelen Nederland B.V.

Inbreuk op auteursrecht en ongeregistreerd gemeenschapsmodelrecht tafel. Poging tot Prior Art slaagt niet. Interessante, gemotiveerde proceskostenveroordeling.

Eiser Howe maakt designmeubelen, met name voor de projectmatige markt. Het meest succesvolle product van Howe is een stoel, genaamd 40/4, die zich kenmerkt door een licht uiterlijk en het feit dat hij goed stapelbaar is. Wereldwijd zijn hiervan ongeveer 10 miljoen exemplaren verkocht. Gedaagde Casala houdt zich bezig met het verhandelen van designmeubelen voor de projectmatige markt. Casala heeft in 2004 een stapelbare stoel met een licht uiterlijk op de markt gebracht onder de naam Curvy.

Ontwerper Bollen heeft voor eiser een tafel ontworpen die past bij de 40/4: de Tutor. De tafel wordt door Howe voor het eerst getoond op een meubelbeurs in Keulen op 19 oktober 2004. Op dezelfde meubelbeurs introduceert Casala een soortgelijke tafel,  bedoeld als tafel bij de Curvy-stoel.

De rechtbank overweegt het volgende omtrent de door Howe gestelde inbreuk op haar auteurs- en modelrechten:

Auteursrecht. Casala heeft weliswaar betoogd dat er sprake zou zijn van een “druk bezet omveld”, maar op één uitzondering na lijken de door haar ter illustratie van dat omveld getoonde producten, in de verste verte niet op het ontwerp van de Tutor. Voorshands oordelend vertoont die omklapbare stoel evenwel onvoldoende overeenstemming met het ontwerp van de Tutor om aan auteursrechtelijkebescherming daarvan in de weg te staan.

De voorzieningenrechter acht het ontwerp van de Curvy-tafel een verveelvoudiging van het ontwerp van de Tutor. Naar ter terechtzitting aan de hand van daar getoonde exemplaren van de beide tafels is waargenomen, stemt de totaalindruk van de Curvy-tafel geheel overeen met die van de Tutor. De verschillen tussen beiden zijn zeer gering van aard en doen aan de overeenstemming niet af. De Curvy-tafel maakt derhalve inbreuk op de auteursrechten van Howe c.s.

Modelrecht. Overgenomen wordt hetgeen in het vorenstaande is overwogen ten aanzien van de oorspronkelijkheid van het ontwerp van de Tutor en de overeenstemming daarmee van de Curvy-tafel. Dat betekent dat het model van Howe c.s. nieuw is en een eigen karakter heeft en dat Howe c.s. zich terecht op het standpunt stellen dat de Curvy-tafel inbreuk maakt op dat niet ingeschreven Gemeenschapsmodel, nu die Curvy-tafel geen andere algemene indruk wekt dan de Tutor, het aangevochten gebruik valt binnen 3 jaar na 19 oktober 2004 en niet geacht wordt voort te vloeien uit onafhankelijk scheppend werk van Casala, terwijl evenmin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat Casala het model van Howe c.s. niet kende.

Proceskosten. Uitgebreid gemotiveerde proceskostenveroordeling, waarin o.m. drie discussiepunten, kort geding, piraterij en redelijke tarieven, aan de orde komen:

” De proceskostenveroordelingmet toepassing van de handhavingsrichtlijn blijft een toekenning van proceskosten overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hetgeen betekent dat de rechter die de zaak beslist gehouden is een oordeel omtrent de hoogte van die kosten te geven, ook in kort geding.

” betoogt dat de vordering (…) tot betaling van volledige proceskosten dient te worden afgewezen omdat de richtlijn ziet op de bestrijding van piraterij en daarvan in dit geval geen sprake is. Dat betoog gaat niet op, reeds omdat een beperking van volledige proceskostenvergoeding tot piraterij in de evengeciteerde bepaling van de richtlijn niet is te lezen. In het midden kan dan ook blijven of het copiëren van de Tutor door Casala als piraterij moet worden beschouwd.”

“Howe c.s. hebben geen uurtarief opgegeven, doch uit de verschafte gegevens valt af te leiden dat dit gemiddeld rond de € 233,-- inclusief BTW moet hebben gelegen. Dat tarief valt niet op voorhand als onredelijk aan te merken. Maar dat betekent nog niet dat daarmee de gevorderde kosten als redelijk en evenredig hebben te gelden. Het gaat hier immers om een feitelijk en juridisch niet zeer ingewikkelde zaak, die -gelet op hetgeen sedert de toepassing van de handhavingsrichtlijn in vergelijkbare gevallen is gebleken- door (of liever gezegd: juist door) een in dit soort zaken gespecialiseerd advocatenkantoor moet kunnen worden behandeld voor aanzienlijk geringere kosten. Dat in aanmerking genomen kunnen dergelijke kosten in redelijkheid niet meer dan € 15.000,-- hebben bedragen.”

Lees het vonnis hier.