6 sep 2017
Kopieer citeerwijze ||
Zorgvervoercentrale Nederland c.s. tegen Gemeenten
Abusievelijke publicatie ritgegevens zorgvervoerder door gemeenten is openbaring bedrijfsgeheimen
Rechtbank Noord-Holland 6 september 2017, IEF 17278; IT&R 2411; ECLI:NL:RBNHO:2017:7337 (Zorgvervoercentrale Nederland c.s. tegen Gemeenten). Databankenrecht, geen inbreuk. Privacy. Onrechtmatige daad. Verschillende gemeenten hebben in 2015 via TenderNed een openbare aanbesteding georganiseerd voor zorgvervoer. Zorgvervoercentrale Nederland (ZCN) was de huidige vervoerder. Gemeenten hebben een van ZCN ontvangen Excel-bestand met gegevens over gefactureerde ritten gepubliceerd als bijlage bij de aanbesteding. Vanwege geheime informatie in het bestand heeft ZCN verzocht tot verwijdering, wat 5 dagen na publicatie is gebeurd. Als gevolg van het gebeurde is de aanbesteding ingetrokken. Hoewel de gegevens in het bestand afkomstig zijn uit een databank van ZCN, is er geen sprake is van het opvragen of hergebruiken van een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank van ZCN. De gemeenten hebben wel de zorgvuldigheidsnorm overschreden, nu door de publicatie van het bestand geheime bedrijfsinformatie verspreidt is. Het publiceren van de persoonsgegevens zoals die in het bestand stonden, is niet onrechtmatig jegens ZCN. Het is niet ondenkbaar dat ZCN schade heeft geleden, welke bepaald zal worden in een schadestaatprocedure.
4.5. ZCN heeft onbetwist gesteld dat het gepubliceerde Excel-bestand is samengesteld uit gegevens en andere zelfstandige elementen die afkomstig zijn uit een databank, geproduceerd door of in opdracht van ZCN. De rechtbank gaat daar dan ook van uit. ZCN stelt ten slotte dat zij veel tijd, geld en moeite heeft geïnvesteerd in het creëren van de databank, door haar ook wel planningstool genoemd. Dit is met stukken onderbouwd en ter zitting nader toegelicht. Ook is toegelicht dat nog steeds investeringen plaatsvinden om het systeem te onderhouden en up-to-date te houden. Het verweer van de gemeente dat geen sprake zou zijn van een substantiële en voortdurende investering in de databank – en dat ZCN dus geen bescherming in het kader van de Databankenwet toekomt – wordt daarom verworpen.
4.6. Voorop moet worden gesteld dat de publicatie van het bestand, zoals dat op 31 juli 2015 is gebeurd, nooit de bedoeling van gemeenten is geweest. Daarover verschillen partijen ook niet van mening. Daarnaast is van belang dat het bestand gedurende slechts enkele dagen voor derden beschikbaar is geweest en daarna weer van TenderNed is afgehaald.
4.7. [..] De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van het opvragen of hergebruiken van een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank van ZCN.
4.9. Op zichzelf is natuurlijk juist dat tot 1 januari 2016 de overeenkomst slechts tussen de provincie Noord-Holland en ZCN gold. Het gaat er in dit geval om dat gemeenten per 1 januari 2016 een overeenkomst dienden te sluiten, als opvolgende instantie om het collectief vraagafhankelijk vervoer te regelen. Gemeenten stellen zelf ook dat de overgang geruisloos diende plaats te vinden. Gemeenten waren ook bekend met de inhoud van de overeenkomst en dienden rekening te houden met de belangen van ZCN. Tegen deze achtergrond dient te worden beoordeeld of gemeenten jegens ZCN de in het maatschappelijke verkeer vereiste zorgvuldigheid in acht hebben genomen. Bij deze beoordeling speelt de inhoud van de overeenkomst dus wel een rol.
4.11. Ter zitting heeft ZCN aangetoond welke gegevens allemaal zichtbaar konden worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is evident dat dit bedrijfsgevoelige informatie oplevert, of, na bewerking van de gegevens, voor een concurrent kan opleveren. Zodoende betreft het hier geheime bedrijfsinformatie met handelswaarde. ZCN heeft ook zoveel mogelijk maatregelen genomen om die informatie geheim te houden. Allereerst – in ieder geval in haar eigen visie – in de overeenkomst met de provincie, maar daarnaast met name ook in het overleg met gemeenten, voorafgaande aan de publicatie van het bestand. Het alsnog openbaren en verspreiden van deze bedrijfsgeheimen van ZCN door online publicatie van het bestand door gemeenten levert daarmee een onrechtmatige daad jegens ZCN op. Dit onderdeel van de vordering is daarom toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.12. Gemeenten hebben onder meer als verweer aangevoerd, met een beroep op artikel 6:163 BW, dat de bepalingen van de Wbp niet strekken ter bescherming van de belangen van ZCN. Dat standpunt wordt gedeeld door de rechtbank. ZCN heeft niet duidelijk kunnen maken waaruit de schade zou (kunnen) bestaan, die zij heeft geleden als gevolg van de gestelde schending van de Wbp. Dit onderdeel kan daarom niet dienen als grondslag voor de vordering. Subsidiair doet ZCN een beroep op schending van de (ongeschreven) zorgvuldigheidsnorm van de Wbp. Dit subsidiaire standpunt wordt eveneens verworpen, omdat ook daarvoor geldt dat ZCN niet heeft kunnen onderbouwen, waaruit de geleden schade voor haar bestaat in het kader van de gestelde schending van de Wbp.
4.14. Met gemeenten is de rechtbank van oordeel dat uit de in deze procedure vastgestelde feiten en wat daarover voorts op de zitting naar voren is gekomen, niet volgt dat ZCN schade heeft geleden. Zoals ZCN terecht heeft aangevoerd, is volgens vaste jurisprudentie echter voor de toewijzing van een vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk wordt gemaakt. Die mogelijkheid is wel voldoende aannemelijk gemaakt. Zo is inderdaad denkbaar dat ZCN de aanbesteding heeft verloren, omdat haar concurrenten gebruik hebben gemaakt van de gegevens die uit het gepubliceerde bestand waren af te leiden. In de hiervoor onder 2.7 in dit vonnis opgenomen memo verklaart gemeente Alkmaar ook dat mededingers van ZCN door de publicatie van het bestand toegang hadden tot informatie die als concurrentiegevoelig en vertrouwelijk te kenschetsen is: “Ze zouden daarmee in theorie voordeel kunnen hebben opgedaan ten opzichte van de uitschrijvende partij”. Daarmee wordt ZCN bedoeld. Ter zitting is namens gemeenten ook bevestigd dat het door hen in eerste instantie niet ondenkbaar werd geacht dat er schade is geleden door ZCN. De vordering is daarom op dit onderdeel toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld