28 mei 2019
Uitspraak ingezonden door Jeroen Lubbers en Joost Becker, Dirkzwager.
Art. 1019h Rv-veroordeling ondanks intrekken auteursrechtelijke grondslag in bodemzaak
Hof Arnhem-Leeuwarden 28 mei 2019, IEF 18551; ECLI:NL:GHARL:2019:4608 (X tegen Torenstad Verzilverd Wonen en Woonbedrijf) Appelant is econoom. Hij heeft het concept Woonpensioen uitgewerkt dat woningeigenaren met een gering inkomen in staat stelt hun inkomen te verhogen. Dit concept is gedeponeerd bij het BBIE. Hij stelde eerder, in eerste aanleg [IEF 16110] dat zijn concept zonder toestemming commercieel is geexploiteerd, maar trok als eiser ter zitting de auteursrechtelijke grondslag voor zijn vorderingen in. De rechtbank heeft eiser toen niet veroordeeld in de art. 1019h Rv proceskosten. De grieven daartegen slagen. Appellant wordt nu in hoger beroep veroordeeld om die kosten alsnog te betalen.
4.1: “Torenstad en Ieder1 hebben in eerste aanleg de redelijke en evenredige proceskosten ex artikel 1019h Rv gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen op de grond dat de zaak geen handhaving van een recht van intellectuele eigendom betrof (rechtsoverweging 4.4 van het bestreden vonnis). Zij heeft [appellant] veroordeeld tot betaling aan Torenstad en Ieder1 van de geliquideerde proceskosten. Daartegen richten zich de grieven van zowel Torenstad als Ieder1 in hun ieder voor zich ingestelde incidentele hoger beroep. De grieven zijn gegrond. [appellant] heeft op p. 6-7 van de inleidende dagvaarding gesteld dat Torenstad en Ieder1 inbreuk hebben gemaakt op zijn intellectueel product. In de brieven van 20 november 2004 stelt [appellant] dat Torenstad, respectievelijk Ieder1 een grove inbreuk op zijn auteursrecht hebben gemaakt. De stelling over inbreuk op een aan [appellant] toekomend auteursrecht is in de brieven van 3 juni 2009 herhaald en uitgewerkt en is er bovendien op gewezen, dat als Torenstad, respectievelijk Ieder1 het aan zouden laten komen op een procedure, [appellant] de redelijke en evenredige proceskosten ex artikel 1019h Rv zou vorderen. Zowel Torenstad (nrs. 14 en 29 van haar conclusie van antwoord) als Ieder1 (nrs. 42 e.v. van haar conclusie van antwoord) heeft de stellingen van [appellant] opgevat als mede omvattende een inbreuk op het aan hem toekomende auteursrecht op het concept Woonpensioen en hebben zich daartegen verweerd. Naar het oordeel van het hof hebben Torenstad en Ieder1 gezien de stelling in de inleidende dagvaarding omtrent inbreuk op een intellectueel product en de daaraan voorafgaande correspondentie zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zij zich dienden te verweren tegen een hun verweten inbreuk op een aan [appellant] toekomend auteursrecht. Dat wordt niet anders als [appellant] tijdens de comparitie van 20 mei 2016 die grondslag van zijn vordering zou hebben laten varen. De kosten zijn dan immers al gemaakt.
4.2 Dit betekent dat de procedure in eerste aanleg mede zag op handhaving van een recht van intellectuele eigendom zoals bedoeld in artikel 1019 Rv en dat [appellant] had moeten worden veroordeeld in de redelijke en evenredige proceskosten, zoals bedoeld in artikel 1019h Rv, voor zover het de kosten betreft die kunnen worden toegerekend aan de gestelde inbreuk op een auteursrecht.”