Gepubliceerd op maandag 19 augustus 2024
IEF 22192
Rechtbank Den Haag ||
14 aug 2024
Rechtbank Den Haag 14 aug 2024, IEF 22192; ECLI:NL:RBDHA:2024:12910 (Violent Publishing tegen [naam 1]), https://delex.nl/artikelen/artiest-mocht-muziek-exploitatieovereenkomst-opzeggen

Uitspraak ingezonden door Syb Terpstra en Hans Bousie, Porterfield.

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

Rb. Den Haag 14 augustus 2024, IEF 22192; ECLI:NL:RBDHA:2024:12910 (Violent Publishing tegen [naam 1]). [naam 1] is een artiest die met muziekuitgeverij Violent Publishing drie overeenkomsten heeft gesloten voor de exploitatie van zijn muziek. Ruim twintig jaar later is [naam 1] van mening dat Violent Publishing niet voldoet aan de op haar rustende exploitatieverplichtingen. Als gevolg hiervan heeft [naam 1] de overeenkomst geprobeerd te ontbinden, of op te zeggen. Dit heeft geleid tot een geschil tussen de twee partijen. Violent Publishing vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat de ontbinding en opzegging door [naam 1] ongeldig zijn. Zij meent dat de overeenkomsten niet rechtsgeldig ontbonden zijn omdat er geen sprake was van een tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen. Over de opzegging stelt Violent Publishing dat de overeenkomsten niet opzegbaar zijn. [naam 1] stelt dat hij de overeenkomsten wel rechtsgeldig heeft beëindigd, primair door ontbinding wegens tekortkoming, subsidiair door ontbinding op grond van artikel 25e AW, met als reden het onvoldoende exploiteren van het auteursrecht op de werken. Meer subsidiair stelt [naam 1] dat de overeenkomsten zijn beëindigd door opzegging. In reconventie vordert [naam 1] dan ook een verklaring voor het recht van deze beweringen. 

De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] de overeenkomsten niet kon ontbinden. Het is niet gebleken dat Violent Publishing te weinig heeft gedaan ter exploitatie en promotie, dus van een tekortkoming is geen sprake. Hier komt bij dat [naam 1] Violent Publishing niet in gebreke heeft gesteld. Van ontbinding van de overeenkomsten is dus geen sprake. Maar de rechtbank oordeelt dat [naam 1] de overeenkomsten mocht opzeggen. Hierbij heeft hij terecht verwezen naar het HR-arrest Nanada/Golden Earring [zie IEF 16932]. Hieruit volgt dat muziekuitgave-overeenkomsten duurovereenkomsten zijn voor onbepaalde tijd. Dit soort overeenkomsten is in beginsel opzegbaar. Het doet er niet toe dat de overeenkomsten voorzien in de goederenrechtelijke overdracht van muziekuitgaverechten. Deze overdracht lijkt een definitief karakter te hebben, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet in de weg staat van een opzegging. De rechten kunnen immers weer terug overgedragen worden. Met deze uitspraak van de rechtbank Den Haag wordt voor het eerst sinds het HR- arrest Nanada/Golden Earring de opzegging van een muziek-exploitatieovereenkomst toegewezen.

4.12. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst in beginsel opzegbaar is, ook indien de wet en die overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging. De omstandigheid dat overeenkomsten voorzien in goederenrechtelijke overdracht van muziekuitgaverechten brengt niet mee dat de overeenkomsten, ook voor zover daaruit voortdurende verbintenissen voortvloeien, naar hun bedoeling niet voor opzegging vatbaar zijn. Dat de overdracht van de uitgaverechten een definitief karakter heeft en door de opzegging van de overeenkomsten als zodanig niet wordt geraakt, doet daaraan niet af. De opzegging kan immers meebrengen dat de verplichting ontstaat de uitgaverechten (voor zover mogelijk) weer terug over te dragen. Verder volgt uit vaste rechtspraak dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Dit verliest evenwel aan gewicht, naarmate een exploitatieovereenkomst langer heeft geduurd en investeringen kunnen zijn terugverdiend. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan de rechtbank daarom tot het oordeel komen dat in een concreet geval geen zwaarwegende grond nodig was voor de opzegging.