DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 13 juni 2024
IEF 22089

Artikel Alexander Tsoutsanis: Over patenten en ­integriteit: de affaire Plasterk in vier vragen

Ronald Plasterk trok zich inmiddels terug als premierskandidaat. Dat is verstandig, maar neemt niet weg dat er twijfels blijven. Niet langer over Plasterks geschiktheid als premier maar of hij wel hoogleraar en KNAW-lid kan blijven.

In plaats van over de BBB ging het de afgelopen tijd vooral over ‘PPP’: over Plasterk, premierschap en patenten. Dat balletje ging rollen dankzij een reconstructie van NRC eerder dit jaar.1 De politieke gevoeligheid zat er toen in dat Plasterk informateur was. Zijn ster was nadien verder gestegen. Ronald werd serieus verhandeld als kandidaat-premier van de onlangs beklonken coalitie van PVV, NSC, VVD en BBB. Inmiddels maakte Plasterk bekend dat hij zich terugtrekt. Dat is verstandig, maar neemt niet weg dat er twijfels blijven. Niet langer over Plasterks geschiktheid als premier maar of hij wel hoog­leraar en KNAW-lid kan blijven.

De eerste vraag is wie volgens de wet als uitvinder heeft te gelden. Octrooiruzies over wie wat bedacht heeft komen natuurlijk vaker voor. Dat is de reden dat de octrooiwet daar duidelijke regels voor bevat. Omdat veel uitvindingen in teamverband worden gedaan, bepaalt de wet uitdrukkelijk dat meerdere personen gezamenlijk aanspraak op een patent kunnen hebben.2 Uitgangspunt is ook dat bij uitvindingen die zijn gedaan door iemand die in dienst van een universiteit is, zoals bijvoorbeeld een hoogleraar, de rechten daarop berusten bij de universiteit.3 Een ander belangrijk uitgangspunt is dat in het octrooirecht een enkel idee onvoldoende is: het dient te gaan om een concrete inventieve oplossing of methode voor een technisch probleem.