Gepubliceerd op vrijdag 3 april 2015
Auteursrechthebbende op juwelenrekjes
Rechtbank Den Haag 25 maart 2015, IEF 14842; ECLI:NL:RBDHA:2015:3582 (A tegen Blokker c.s.)
In het kort: Rechtsverwerking. Auteursrecht op juwelenrekje. A is (onweersproken) auteursrechthebbende. Er is geen industriële vervaardiging door of namens opdrachtgever tot ontwerp en dus geen opdrachtgeversauteursrecht op grond van artikel 3.29 BVIE jo 3.8 lid 2 BVIE noch 8 Auteurswet. Blokker c.s. moet het te koop aanbieden in Nederland en België staken.
4.11. De regeling van artikel 3.8 lid 2 BVIE is alleen van toepassing als het gaat om een bestelling die is gedaan ‘met het oog op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin het model is belichaamd’. Blijkens de memorie van toelichting bij de (gelijkluidende) voorloper van deze bepaling, artikel 6 lid 2 van de Benelux Tekeningen- en Modellenwet, is dit het geval “wanneer een standaardmodel wordt ontworpen met het oog op de vervaardiging daarvan op industriële schaal in het bedrijf van de opdrachtgever”7.
4.12. Blokker c.s. heeft bepleit dat die situatie zich in dit geval voordoet. Zij betoogt daartoe dat niet nodig is dat Xenos zelf de vervaardiging zou uitvoeren, zolang Xenos de producten maar in de handel zou brengen. Zij beroept zich daarbij op het Electrolux-arrest8, waaruit zou volgen dat die bepaling van toepassing is als het naar het model vervaardigde voortbrengsel maar zelf voorwerp is van verhandeling door Xenos. Blokker c.s. leidt hieruit af dat het model niet noodzakelijkerwijs door de opdrachtgever zelf of in zijn opdracht moet worden vervaardigd, zolang hij het maar in de handel brengt.
4.13. Die conclusie kan niet uit het Electrolux-arrest worden getrokken. In dat arrest wordt overwogen dat onderscheid moet worden gemaakt tussen een ontwerp voor één model en een ontwerp met het doel op industriële schaal vele exemplaren van het model te maken. Het Benelux Gerechtshof overweegt vervolgens: “Hieruit volgt dan dat enkel de opdrachtgever die van plan is een voortbrengsel naar het model te vervaardigen en vervolgens te verhandelen, als ontwerper moet worden beschouwd”. Onder ‘vervaardigen’ door de opdrachtgever tot het ontwerp in de zin van dat artikel zou mogelijk ook begrepen kunnen worden de situatie dat de opdrachtgever een opdracht geeft tot een ontwerp aan een derde en vervolgens zelf een opdracht geeft aan een ander om dat ontwerp industrieel te vervaardigen voor hem. Niet aannemelijk is dat de Benelux-wetgever heeft beoogd dat in alle gevallen waarin door een handelaar aan een leverancier van producten wordt gevraagd een product te ontwerpen en vervolgens een bestelling van dat product bij die leverancier doet, de auteursrechten bij die handelaar komen te rusten.
4.14. In het onderhavige geval is het niet Xenos maar [A] c.s. die een derde opdracht heeft gegeven de juwelenrekjes te vervaardigen. Daarbij was, zo is ter zitting gebleken, voor Xenos onbekend welke prijs [A] c.s. bij zijn Chinese leverancier bedong en wat zijn marge daarop was. Xenos had alleen een koopprijs met [A] c.s. afgesproken en geen aparte ontwerp- of opdrachtvergoeding. [A] c.s. trad dus niet op als vertegenwoordiger van Xenos of als dienstverlener die voor Xenos de fabricage van de juwelenrekjes regelde. Die situatie kan niet gelijkgesteld worden aan het ‘vervaardigen door de opdrachtgever’ als bedoeld in artikel 3.8 lid 2 BVIE. Het beroep van Blokker c.s. op het Electrolux-arrest treft daarom geen doel.
4.16. Voor Nederland is vervolgens aan de orde de vraag of Xenos op grond van artikel 8 Aw als maker aangemerkt moet worden, omdat de juwelenrekjes als van Xenos afkomstig openbaar zijn gemaakt. Blokker c.s. betoogt daartoe dat de juwelenrekjes in de winkels van Xenos aan het publiek werden verkocht, waar in overvloed de naam Xenos wordt getoond. Bovendien bevond zich aan de onderkant van de juwelenrekjes een sticker met een barcode en de vermelding ‘Xenos B.V.’.
4.19. Blokker c.s. heeft geen verweer gevoerd tegen de stelling van [A] c.s. dat hij naar Belgisch auteursrecht als maker aangemerkt wordt. Blokker c.s. heeft ook geen verweer gevoerd tegen de stelling van [A] c.s. dat [B] én [A] gezamenlijk auteursrechthebbende op het juwelenrekje zijn. De slotsom is derhalve dat [A] c.s. zowel naar Nederlands als naar Belgisch recht heeft te gelden als de auteursrechthebbende op het juwelenrekje.
Inbreuk
4.20. Blokker c.s. hebben niet bestreden dat het Blokker juwelenrekje zowel naar Nederlands als naar Belgisch auteursrecht een verveelvoudiging vormt van het juwelenrekje van [A] c.s. De rechtbank stelt dan ook vast dat Blokker Nederland inbreuk heeft gemaakt op de Nederlandse auteursrechten van [A] c.s. en Blokker België en Casa inbreuk hebben gemaakt op de Belgische auteursrechten van [A] c.s.