Gepubliceerd op vrijdag 23 september 2016
IEF 16264
Rechtbank Amsterdam ||
21 sep 2016
Rechtbank Amsterdam 21 sep 2016, IEF 16264; ECLI:NL:RBAMS:2016:5983 (auteursrechtinbreuk performancekunstenaars), https://delex.nl/artikelen/auteursrechtinbreuk-door-heruitvoering-van-gemeenschappelijk-werk

Uitspraak ingezonden door Remy Chavannes, Brinkhof

Auteursrechtinbreuk door heruitvoering van gemeenschappelijk werk

Rechtbank Amsterdam 21 september 2016, IEF 16264; ECLI:NL:RBAMS:2016:5983 (auteursrechtinbreuk performancekunstenaars) Auteursrecht. Gemeenschappelijk auteursrecht. Twee performancekunstenaars hebben jarenlang, van 1976 tot 1988, gezamenlijke werken gemaakt. In 1999 hebben zij een overeenkomst gesloten over de uitoefening van het gemeenschappelijke auteursrecht. Op grond van de overeenkomst is aan gedaagde het recht verstrekt de gezamenlijke werken te exploiteren, met de verplichting aan eiser een vergoeding te betalen. Over de uitleg van de overeenkomst is een geschil ontstaan. De rechtbank legt de overeenkomst uit aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij ook gekeken is naar de wijze waarop partijen in de praktijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven. De heruitvoering van een gemeenschappelijk werk in gewijzigde vorm is onder de overeenkomst niet toegestaan, er is daardoor sprake van auteursrechtinbreuk door gedaagde. De handhaving van een gemeenschappelijk auteursrecht door een deelgenoot jegens de andere deelgenoot is mogelijk. De overeenkomst beperkt het wettelijk toegestaan gebruik van gezamenlijk werk waarbij geen toestemming van de andere deelgenoot nodig is (zoals tentoonstellen en citeren) niet. Publieke uitlatingen van beide kunstenaars over elkaar zijn niet onrechtmatig.

 

4.64. De rechtbank overweegt voorts als volgt. Het (wettelijke) uitgangspunt voor exploitatie van een werk waarop gemeenschappelijk auteursrecht rust, is ingevolge de artikelen 26 Aw en 3:170 BW dat deze exploitatie alleen gezamenlijk (en aldus met toestemming van alle deelgenoten) kan geschieden. Het uitgangspunt is derhalve dat het [eiser] is toegestaan het gezamenlijk werk te exploiteren, mits hij daarvoor toestemming van [gedaagde] heeft verkregen. Die toestemming is niet nodig indien exploitatie op grond van de overeenkomst of wet is toegestaan.

4.65. In de overeenkomst is in artikel 4.1 een licentie aan [gedaagde] verstrekt, in die zin dat het haar (zonder toestemming van [eiser] ) is toegestaan om reproducties (nieuwe edities) van gezamenlijke werken te maken. [eiser] beschikt niet over een dergelijke licentie. In zoverre is de exploitatie door [gedaagde] exclusief. Anders dan [gedaagde] meent zijn partijen echter niet overeengekomen dat [eiser] het gezamenlijk werk niet mag exploiteren. Dat volgt niet uit de overeenkomst. De overeenkomst beperkt in zoverre de wettelijke bevoegdheden van [eiser] dus niet.

4.66. Bij wettelijk toegestaan gebruik van het gezamenlijk werk waarbij geen toestemming van de deelgenoot noodzakelijk is kan gedacht worden aan gebruik conform de regels van artikel 15a Aw (het citaatrecht) of conform artikel 23 Aw (tentoonstellen). In het laatstgenoemde artikel is bepaald dat een eigenaar, bezitter of houder van een werk bevoegd is dat werk te verveelvoudigen of openbaar te maken, voor zover dat noodzakelijk is voor openbare tentoonstelling of openbare verkopen van dat werk, een en ander met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik. Hiervoor is reeds overwogen dat de wettelijke bevoegdheden van [eiser] , onder meer voortvloeiend uit artikel 23 Aw, door de overeenkomst niet beperkt zijn. Dat brengt met zich dat de vordering van [eiser] in conventie onder 16 - strekkende tot een verklaring voor recht dat hij gerechtigd is voor tentoonstellingen gezamenlijk werk openbaar te maken en te verveelvoudigen - wordt toegewezen, met dien verstande dat voor de tekst van de verklaring aansluiting wordt gezocht bij artikel 23 Aw zoals hiervoor weergegeven.