18 jan 2023
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam en Jacintha van Dorp, Van Kaam
Auteursrechtinbreuk door verkoop van reproducties
Rechtbank Amsterdam 18 januari 2023, IEF 21191; ECLI:NL:RBAMS:2023:175 (eiser tegen gedaagde) In deze zaak staat centraal de vraag of gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van eiser door reproducties van zijn werken te verkopen of weg te geven. Eiser stelt dat hij nooit toestemming heeft gegeven voor het maken van reproducties en gedaagde betwist dit maar kan dit niet onderbouwen. De rechtbank verklaart dat er sprake is van een auteursrechtinbreuk en geeft eiser het bevel om gedaagde te stoppen met de auteursrechtinbreuken en Catawiki te verzoeken om de advertenties van gedaagde te verwijderen. De omvang van de auteursrechtinbreuk is onduidelijk. Eiser denkt dat gedaagde mogelijk 900 reproducties in zijn bezit heeft gehad en/of verkocht, terwijl gedaagde beweert dat hij er maximaal 25 heeft gehad. Er worden inzagevorderingen toegewezen om de omvang van de auteursrechtinbreuk te achterhalen.
4.4. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] reproducties van de werken van [eiser] heeft verkocht. [eiser] stelt hiervoor geen toestemming te hebben gegeven, waardoor er dus sprake is van een auteursrechtinbreuk. [gedaagde] betwist dat maar heeft dat verder niet kunnen onderbouwen. [gedaagde] betoogt dat [eiser] dit moet doen omdat hij over het bewijs beschikt; er zou namelijk een overeenkomst moeten zijn tussen LGP en [eiser] over het rechtmatige maken van reproducties in het kader van de tentoonstelling van [eiser] in Praag in 2002. [eiser] ontkent dit echter. Hij heeft op de zitting voldoende toegelicht dat hij aan niemand (behalve aan zijn ene vaste drukker) toestemming geeft om zijn edities af te drukken. Het afdrukken van foto’s is namelijk een kwestie van vertrouwen en hij houdt altijd controle over zijn eigen werk. Het feit dat [eiser] heeft gezegd dat Torch Gallery namens hem afspraken heeft gemaakt met LGP over de tentoonstelling in Praag in 2002 doet verder niet ter zake omdat dat volgens [eiser] in ieder geval niet zag op het maken van reproducties, omdat hij, zoals hiervoor ook aangegeven dat nooit door iemand liet doen. [eiser] heeft verder toegelicht dat hij slechts series van rond 20 exemplaren of minder laat afdrukken. De enkele keer dat er een grotere oplage is geweest, bijvoorbeeld bij foto’s van U2, was dat fotografie in opdracht.
Dat [eiser] dus toestemming zou hebben gegeven voor de reproducties die [gedaagde] heeft verkocht is niet komen vast te staan. Vaststaat wel dat [gedaagde] reproducties van de werken van [eiser] heeft verkocht of weggegeven en daarbij ook, zoals op zitting aan het licht kwam, eigen gemaakte valse certificaten van LGP heeft bijgeleverd. Hierdoor is sprake van een auteursrechtinbreuk.
4.9. Vervolgens heeft [gedaagde] meerdere keren een ander verhaal verteld over de herkomst van de reproducties en de aantallen. In zijn eerste reactie van 22 juni 2020 (zie 2.9) heeft hij namelijk geschreven dat zijn moeder de reproducties van LGP had gekregen om als voorbeeld te gebruiken bij het drukken van foto’s van Tsjechische fotografen. Die reproducties waren afkomstig van de tentoonstelling van [eiser] uit 2002. Later is dit verhaal gewijzigd; de moeder van [gedaagde] zou de reproducties in 2010/2011 hebben gekregen van LGP in het kader van een afwikkeling van een geschil en zouden een waarde van € 7.000 vertegenwoordigen. Ook over de aantallen is [gedaagde] niet altijd consequent geweest. Pas na bijna een jaar corresponderen heeft hij gemeld dat hij circa 25 reproducties in zijn bezit heeft gehad, waarvan hij er zeven heeft verkocht, terwijl [eiser] daarvoor altijd dacht dat het slechts om twee exemplaren ging (zie 2.11). Vervolgens heeft [eiser] nog twee reproducties gevonden die zijn verkocht door [bedrijf] (nagekomen producties productie 44 Clint Eastwoord 16/300 en Keith Richards 131/300) en dit wordt door [gedaagde] dan niet ontkend en ook niet verder toegelicht, maar alleen beaamd dat dit nog past binnen de bandbreedte van de 25 reproducties die hij had.
Verder is het verhaal dat [gedaagde] pas op zitting heeft toegelicht, dat hij zelf de echtheidscertificaten bij de verkochte reproducties heeft gemaakt, of in ieder geval op de lege reproducties van LGP die hij nog had liggen de informatie over [eiser] heeft ingevuld, opmerkelijk te noemen. Doordat [gedaagde] dit zelf moest ‘namaken’ had hij al kunnen weten dat er iets niet in de haak was en bij [eiser] navraag kunnen doen.