Auteursrechtinbreuk op vijf Bonna logo's vastgesteld
Rechtbank Gelderland 18 november 2015, IEF 15590; ECLI:NL:RBGEL:2015:8227 (Bonna-logo's)
Auteursrecht. Beide partijen pretenderen het auteursrecht op de vijf Bonna-logo’s te bezitten. De centrale vraag is wie de logo’s heeft ontworpen. In het tussenvonnis is eiseres opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat zij de logo’s zelfstandig heeft ontworpen. Eiseres slaagt in het bewijs en gedaagde is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn inbreuk. De schade zal abstract worden begroot. Zaak wordt op de rol geplaatst voor nemen van akte.
2.3. [eiseres] heeft afgezien van een getuigenverhoor. Zij heeft bij conclusie na niet gehouden getuigenverhoor een uitgebreide schriftelijke verklaring afgelegd over het ontwerpproces van de logo’s. Dit schriftelijk relaas is onderbouwd met 23 bijlagen, waaronder veel e-mailverkeer tussen haar en [gedaagde] over de voortgang van het ontwerpproces van de logo’s. Hieruit komt het beeld naar voren dat [eiseres] in de periode eind november – begin december 2012 vrij intensief bezig is geweest met het bedenken en ontwerpen van verschillende concrete uitingsvormen van het Bonna-concept, waaronder de onderhavige logo’s. De overgelegde van [eiseres] afkomstige e-mails met bijlagen van de schetsen en afbeeldingen van de logo’s tonen de stapsgewijze ontwikkeling aan van de logo’s van de beginfase van het eerste ontwerp/voorstel tot de uiteindelijke definitieve verschijningsvorm van de logo’s zoals afgebeeld onder rov. 4.6 van het tussenvonnis van
3 juni 2015. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat [eiseres] [gedaagde] consequent op de hoogte heeft gehouden van het verloop van het ontwerpproces, maar dat [gedaagde] zich daaromtrent vrij afzijdig heeft gehouden. Dit komt volgens [eiseres] omdat er tussen partijen een strikte taakverdeling bestond in de samenwerking. Zij was als Creative Director bezig met het creatieve gedeelte, terwijl [gedaagde] zich bezighield met de zakelijke kant.
2.5. Dit betekent dat [eiseres] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Hierdoor moet zij worden beschouwd als de maker van, en de auteursrechthebbende op, de logo’s. Het gevolg daarvan is dat zoals in het tussenvonnis van 3 juni 2015 onder rov. 4.18 reeds is overwogen, [gedaagde] c.s. in de periode oktober 2013 – januari 2015 inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van [eiseres] op de logo’s. De gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.