Gepubliceerd op woensdag 7 november 2007
IEF 5021
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Bar

Vzr. Rechtbank Roermond, 2 november 2007, LJN: BB7347, de vereniging BUMA tegen
 Gedaagde  h.o.d.n. [naam] BAR.

Verstekzaak tegen café-eigenaar over Buma-licentie. Toewijzing nauw verwante geldvordering in kort geding.

“Gelet op het als productie 1 bij dagvaarding overlegde en door gedaagde getekende opgaveformulier muziekgebruik Buma, waarin staat welke muziekapparatuur aanwezig is, wat voor soort onderneming gedaagde drijft, wat de oppervlakte van de bedrijfsruimte is en welk licentiebedrag gedaagde derhalve aan Buma verschuldigd is, is het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk geworden. Nu primair de vordering tot het verbieden van een inbreuk op auteursrechten door gedaagde voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, is de proceseconomie erbij gebaat dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante geldvordering kan worden beslist. Daarbij is nog van belang dat in onderhavig kort geding de geldvordering niet wordt betwist en het restitutierisico laag is.

De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde en veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van EUR 2.429,38, te vermeerderen met de wettelijke rente en verbiedt gedaagde om, kort gezegd, Buma-repertoire ten gehore te (laten) brengen, onder verbeurte van een dwangsom.

Lees het vonnis hier