Gepubliceerd op vrijdag 24 juli 2015
Belangrijke wijzigingen implementatiewet richtlijn cbo
Memorie van Toelichting implementatiewet richtlijn collectief beheer, kamerstukken II, 2014-2015, 34 243, nr. 3.
Uit de Memorie van Toelichting (eerder IEF 15071): Hoewel de richtlijn goed is in te passen in het bestaande kader van de Wet toezicht, brengt de richtlijn toch een aantal belangrijke wijzigingen met zich. De belangrijkste zijn 1) een nieuwe definitie voor collectieve beheersorganisaties, 2) de introductie van onafhankelijke beheersorganisaties, 3) het afschaffen van het beleggingsverbod, 4) het transparantieverslag, 5) de mogelijkheid om multiterritoriaal te licentiëren, en 6) de versterkte samenwerking tussen Europese toezichthouders.
Ad 1 Een nieuwe definitie voor collectieve beheersorganisaties
Artikel 3, onderdeel a, van de richtlijn introduceert een nieuwe definitie voor collectieve beheersorganisaties. De richtlijn werkt, in tegenstelling tot de huidige Wet toezicht niet met een lijst waarop de onder toezicht staande collectieve beheersorganisaties zijn opgenomen. Dit betekent dat artikel 17 Wet toezicht zal vervallen en dat het College op basis van de definitie uit artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht zal houden op collectieve beheersorganisaties die in Nederland zijn gevestigd.
Ad 2 Definitie voor onafhankelijke beheersorganisaties
Artikel 3, onderdeel b, van de richtlijn introduceert een definitie voor onafhankelijke beheersorganisaties (artikel 1, onderdeel d, Wet toezicht). Dit is een organisatie, die in tegenstelling tot collectieve beheersorganisaties, niet onder zeggenschap staat van rechthebbenden, maar wel dezelfde activiteiten ontplooit als een collectieve beheersorganisatie. Daarnaast is een verschil met een collectieve beheersorganisatie dat deze organisaties altijd met winstoogmerk opereren. Er zijn slechts een beperkt aantal transparantievereisten uit de richtlijn op deze onafhankelijke beheersorganisaties van toepassing. Zie hiervoor de toelichting op artikel 25d Wet toezicht.
Ad 3 Het afschaffen van het beleggingsverbod
Hierboven is reeds toegelicht dat zal worden aangesloten bij de mogelijkheid die de richtlijn biedt om prudent te beleggen met gelden van rechthebbenden. Dit betekent dat het bestaande beleggingsverbod uit de Wet toezicht, dat nog niet in werking was getreden, niet meer zal worden gehandhaafd. Zie hiervoor verder de toelichting op artikel 2, vierde lid.
Ad 4 Het transparantieverslag
De richtlijn stelt strengere en specifiekere eisen ten aanzien van de financiële rapportage van collectieve beheersorganisaties dan de Wet toezicht. Naast het gebruikelijke jaarverslag zal een specifiek transparantieverslag moeten worden opgesteld. De bijlage bij de richtlijn stelt gedetailleerd vast op welke wijze financiële informatie omtrent rechteninkomsten in het transparantieverslag dient te worden opgenomen. Deze eisen zullen in een aparte AMvB worden opgenomen. Zie hiervoor de toelichting op artikel 2q.
Ad 5 Multiterritoriaal licentiëren
De richtlijn beoogt de uitgifte te versimpelen van multiterritoriale licenties door collectieve beheersorganisaties die voldoen aan de eisen uit Titel IV van de richtlijn. In Nederland is Buma/Stemra de aangewezen partij om dit soort licenties uit te geven. Dit betekent dat afnemers van multiterritoriale licenties in de toekomst meer zekerheid hebben dat de organisaties die deze licenties uitgeven ook in staat zijn om de gebruiksdata correct en zorgvuldig te verwerken en op basis daarvan te factureren. Ook zullen kleinere collectieve beheersorganisaties, die niet in staat zijn om zelf multiterritoriale licenties uit te geven, de mogelijkheid krijgen om zich aan te sluiten bij een grotere collectieve beheersorganisatie die wel over deze mogelijkheid beschikt. Zie hiervoor de toelichting op de artikelen 5a tot en met 5j.
Ad 6 Versterkte samenwerking tussen Europese toezichthouders
De versimpeling van de uitgifte van multiterritoriale licenties zal erin resulteren dat het speelveld voor collectieve beheersorganisaties zal internationaliseren. Dit betekent eveneens dat het toezicht op deze organisaties zal moeten mee evolueren. Daarom is in artikel 37 richtlijn een procedure opgenomen, waarmee toezichthouders elkaar kunnen informeren over mogelijke schendingen van de richtlijn, door collectieve beheersorganisaties, die niet in een bepaalde lidstaat zijn gevestigd, maar wel actief zijn op diens grondgebied. Zie hiervoor nader de toelichting op artikel 25c.