Berekening gederfde winst
Hof 's-Gravenhage 11 oktober 2011, LJN BU8140 (Cassina S.P.A. tegen P. van Roon B.V.)
Met gelijktijdige dank aan Ruby Nefkens, Van der Steenhoven. Berekening gederfde winst na schending auteursrecht op Le Corbusier-meubel met dezelfde doelgroep (bedrijven en zelfstandige beroepsbeoefenaren zoals advocaten en tandartsen en (andere) instellingen met wachtruimten). [eerdere zaken]
Feitenschets Door de auteursrechthebbenden is aan Cassina een exclusieve licentie verstrekt om meubelmodellen van Le Corbusier wereldwijd te fabriceren en te verkopen. Van Roon is een groothandel in import en export van meubelen en woonaccessoires. In oktober 2007 heeft Van Roon voor een totaalbedrag van $ 2.479,- vier armstoelen en drie banken gekocht die zij op een beurs in Shanghai heeft gezien. De meubels zijn nagenoeg identiek aan het model LC2 van Le Corbusier. Van de ingekochte meubels heeft Van Roon begin 2008 drie armstoelen en één bank verkocht voor een bedrag van in totaal € 1.577,25.
De rechtbank wees de vorderingen af op grond van haar oordeel dat Cassina de gestelde winstderving tegenover de gemotiveerde betwisting door Van Roon niet aannemelijk heeft gemaakt. Reputatieschade acht zij wel aannemelijk, maar evenmin toewijsbaar, omdat Cassina daarvoor dezelfde formule hanteert als die voor de berekening van de gederfde winst – die door de rechtbank niet aannemelijk is geoordeeld.
Het hof is van oordeel dat Cassina in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij winst heeft gederfd doordat Van Roon imitaties van de LC2 heeft verkocht. De gemiddelde netto winstmarge van Cassina is 61,9% geweest, dus de gederfde winst wordt begroot op € 2.478,- (€ 4.002,50 x 61,9%). Reputatieschade: Ex aequo et bono begroot het hof de schade als gevolg van afbreuk aan de exclusiviteit van de auteursrechtelijk beschermde meubelen op een bedrag van € 1.000,-. 1019h Rv: Nu sprake is zonder tegenspraak meewerken, doen van opgave en vernietiging van voorraad, hoefde de procedure slechts over de te vergoede schade te gaan. Het bedrag (ruim €30.000) is niet redelijk en evenredig. Een bedrag van €7.500 wordt toegewezen.
Gederfde winst 7. Het hof is van oordeel dat Cassina in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij winst heeft gederfd doordat Van Roon imitaties van de LC2 heeft verkocht. Van Roon betwist uiteindelijk niet of onvoldoende dat de doelgroepen van Cassina enerzijds en Van Roon anderzijds elkaar gedeeltelijk overlappen, met name waar het gaat om bedrijven en zelfstandige beroepsbeoefenaren zoals advocaten en tandartsen en (andere) instellingen met wachtruimten. Anders dan Van Roon, acht het hof aannemelijk dat een deel van hen, bij gebreke van een goedkoop alternatief met ongeveer dezelfde uitstraling, wél een echte Le Corbusier zou hebben aangeschaft. Anderzijds acht het hof 50%, gelet op het zeer grote prijsverschil tussen een imitatie- en een echte Le Corbusier, een te hoge schatting. Het hof acht aannemelijk dat Cassina, wanneer Van Roon de inbreuk makende meubels niet had aangeboden, één meubel zou hebben verkocht en aldus omzet en winst heeft gederfd. Het hof zal daarbij uitgaan van de gemiddelde verkoopprijs van een bank of stoel, te weten € 4.002,50 (€ 2.630,- + € 5.375,- : 2).10. Van Roon voert nog aan dat het gevorderde bedrag buiten proporties is, gelet op de door haarzelf op de verkochte meubels gemaakte winst (€ 400,- netto). Zij meent dat alleen dat laatste bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof verwerpt dit verweer. Wanneer de rechthebbende door de verkoop van inbreuk makende goederen schade lijdt, welke kan bestaan in gederfde winst, komt deze in beginsel voor vergoeding in aanmerking. In dit verband is van belang dat de rechthebbende de keus heeft tussen vergoeding van eigen schade, dan wel afdracht van de door de inbreukmaker genoten winst. Degene die imitatiegoederen verkoopt neemt aldus het risico dat de te vergoeden schade (aanmerkelijk) hoger uitvalt dan de door hemzelf op de goederen gerealiseerde winst, zeker wanneer het, zoals hier, om (imitatie-) designgoederen gaat. Er is (althans in dit geval) geen reden om dat risico bij de rechthebbende neer te leggen.
11. Gelet op het voorgaande slaagt grief 1 in zoverre dat het hof de schade wegens gederfde winst begroot op een bedrag van (afgerond) € 2.478,- (€ 4.002,50 x 61,9%).
Reputatieschade 14. Los van het feit dat Van Roon met deze laatste stelling haar betoog ondergraaft dat partijen in gescheiden markten opereren, overtuigt het verweer van Van Roon niet. Met de rechtbank is het hof enerzijds van oordeel dat het aanbod van imitaties van Le Corbusier stoelen en banken, voor een prijs die ééntiende bedraagt van die van het origineel en van een kwaliteit die, naar Van Roon erkent, minder is dan die van een echte Le Corbusier, wel degelijk afbreuk doet aan de exclusiviteit van het meubel. De omstandigheid dat het om een beperkt aantal imitaties ging, die Van Roon gedurende betrekkelijk korte tijd in het assortiment heeft gehad, zal het hof meewegen bij de begroting van de hoogte van de schade. Het hof ziet anderzijds geen aanleiding om die schade, zoals Cassina wil, te relateren aan de door Cassina op de verkochte imitaties gederfde winst. Ex aequo et bono begroot het hof de schade als gevolg van afbreuk aan de exclusiviteit van de auteursrechtelijk beschermde meubelen op een bedrag van € 1.000,-. In zoverre slaagt grief 2.
Kosten rechtsbijstand 15. De derde grief van Cassina betreft de door haar gevorderde vergoeding voor kosten van rechtsbijstand. Nu sprake is van een inbreuk op auteursrechten, kan Cassina ingevolge het bepaalde in artikel 1019h Rv. in beginsel aanspraak maken op een volledige vergoeding. Van Roon betoogt echter met recht dat het door Cassina terzake gevorderde bedrag niet redelijk en evenredig is. In dit verband is van belang dat Van Roon – zij het mogelijk met enige vertraging en na herhaald aandringen – zonder tegenspraak heeft meegewerkt aan het ondertekenen van een onthoudingsverklaring, het doen van opgave met betrekking tot in- en verkoopcijfers en de vernietiging van nog aanwezige voorraad. Cassina heeft derhalve alleen over de te vergoeden schade hoeven procederen. In dat licht bezien acht het hof het gevorderde bedrag van ruim € 30.000,- niet redelijk en evenredig. Het hof neemt voorts in aanmerking dat minder dan de helft van de gevorderde bedragen wordt toegewezen. Dit alles in aanmerking nemend zal het hof terzake van gemaakte kosten van rechtsbijstand € 7.500,- toewijzen, inclusief verschotten.
Lees het arrest hier (LJN / schone pdf).