Bevoegdheidsperikelen in complexe internationale licentieverhoudingen
Gino van Roeyen (Banning): Bevoegdheidsperikelen in complexe internationale licentieverhoudingen. Noot bij Gerechtshof Amsterdam, 1 april 2008, LJN BD1246. Gepubliceerd in JBPr, 3 mei 2009, afl. 2.
Bij inbreuken op intellectuele eigendomrechten in verschillende landen vaak ook meer dan twee (proces)partijen betrokken. Dit kan procederen aanzienlijk compliceren omdat niet gemakkelijk is één rechter in één land te vinden die bevoegd is dergelijke zaken te beslissen. Dit is een punt van internationaal bevoegdheidsrecht.
Vaak wordt getracht een procedure aanhangig te maken bij de rechter van de woonplaats van één van de gedaagden. Bij het Gerechtshof Amsterdam speelde vorig jaar een zaak waarbij een in Israël woonachtige octrooihouder zijn pijlen had gericht op een in de V.S. gevestigde vennootschap en een in Nederland gevestigde dochtervennootschap onder andere aansprak tot betaling van royalties uit gesloten licentieovereenkomsten. De rechtbank Utrecht verklaarde zich in eerste aanleg onbevoegd kennis te nemen van de zaak, maar in hoger beroep oordeelde het Hof Amsterdam dat de rechtbank Utrecht zich bevoegd diende te verklaren, waarna de zaak voor verdere behandeling werd terugverwezen naar de rechtbank Utrecht. Het hof oordeelde dat er voldoende samenhang tussen de ingestelde vorderingen bestond om de zaak tegelijkertijd bij één rechter aanhangig te maken.
Lees de volledige noot hier.