14 dec 2021
Uitspraak ingezonden door Robbert Sjoerdsma en Katrien van de Wijdeven, Holla.
Bezwaren tegen terugbetalingsregeling afgewezen
Vzr. Rechtbank Den Haag 14 december 2021, IEF 20405, RB 3581, LS&R 2008;C/09/619649 / KG ZA 21 /1010 (Boehringer tegen AstraZeneca) Kort geding. Zowel Boehringer als AstraZeneca brengt geneesmiddelen op de markt voor de behandeling van patiënten met diabetis mellitus type 2 (hierna: DM2). In deze zaak gaat het over de zogenoemde SGLT-2 remmers voor de behandeling van DM2. De bezwaren van Boehringer tegen de TBR (terugbetalingsregeling) van AstraZeneca zijn te onderscheiden in (i) bezwaren tegen de TBR als zodanig en (ii) bezwaren tegen de communicatie over de TBR. Aan bod komen, onder meer: de toelaatbaarheid van TBR-en in het kader van receptgeneesmiddelen in het algemeen; de toelaatbaarheid van TBR-en in het licht van de regels omtrent gunstbetoon; de relativiteit van de normen uit hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet inzake geneesmiddelenreclame; en de reikwijdte van de ‘algemene’ reclameregels vervat in de artikelen 6:193 en 6:194 BW. De vorderingen van Boehringer worden afgewezen.
4.11 Het toepassingsbereik van de artikelen 6:193c en 6:194 BW strekt verder dan de artikelen 84 en 85 van de Geneesmiddelenwet, omdat eerstgenoemde artikelen niet beperkt zijn tot reclame, maar bepaalde vormen van handelspraktijken en mededelingen verbieden. De uitingen van AstraZenica over haar TBR worden bestreken door deze definities. Van belang is dat de verboden alleen die handelspraktijken en mededelingen raken die misleidend zijn. Naar de voorzieningenrechter begrijpt, stelt Boehringer zich op het standpunt dat AstraZenica beroepsbeoefenaren en patiënten misleidt doordat zij in haar communicatie over de TBR de indruk wekt dat de vergoedingsvoorwaarden voor Forxiga in de toekomst mogelijk verder zullen worden uitgebreid. AstraZenica heeft niet weersproken dat zij die indruk wekt, maar het ligt op de weg van Boehringer om voldoende aannemelijk te maken dat die suggestie inderdaad msleidend is. Daarin is zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter - binnen het beperkte kader van dit kort geding - niet geslaagd.