Bij het nieuwe art. 45d Aw (2) jo. 25e Aw
Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht
Een ingezonden pleidooi/column van Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Scene 45-2. D/I* Gerechtsgebouw, de advocaat van een filmregisseur heeft zojuist gepleit in verband met de vordering tot ontbinding wegens onvoldoende exploitatie door de filmproducent van het –mede- door de regisseur gemaakte filmwerk. Aan het woord is de advocaat van de filmproducent.
Edelachtbare,
Met een beroep op art. 45d lid 5 jo. art. 25e leden 1 en 2 Aw. vordert mijn geachte collega ontbinding van de vermeende exploitatieovereenkomst tussen onze respectievelijke cliënten. Dit pleidooi roept, daargelaten de vragen naar de exploitatieplicht en –inspanning en de invulling van het begrip "niet voldoende", nog een aantal andere interessante vragen op.
Immers, ontbinding veronderstelt een overeenkomst en een tekortkoming. De overdracht van rechten ex art. 45d aan mijn cliënte echter heeft plaatsgevonden op grond van de wet: "bij gebreke van andersluidende (schriftelijke) afspraken". We mogen wel spreken van een 'verbintenis uit de wet', in ieder geval is géén sprake van een verbintenis uit overeenkomst.
Voorts legt art. 45d, noch art. 25e mijn cliënte enige verplichting op in de nakoming waarvan zij tekort kan zijn geschoten.
Bovendien, wij staan nu voor U, omdat een aantal makers hun instemming aan de ontbinding onthielden. Makers met wie mijn cliënte een schriftelijke overeenkomst heeft gesloten en op wie art. 45d weer niet van toepassing is. Welnu vraag ik u: waar zijn die makers? Ik zie hen hier niet staan, ik hoor hun pleidooi niet. Weten zij van deze zaak? Mijn confrère zal zeggen dat de wet daartoe niet verplicht, maar acht u het niet vreemd dat u geacht wordt te oordelen over de rechtspositie van hen die niet weten dat u ook maar gevraagd bent om daarover te oordelen?
En wat gaat u – mogelijk – ontbinden? Art. 25e Aw. spreekt – ook in lid 2 – over de overeenkomst met de maker. Maar mijn cliënte heeft talloos veel overeenkomsten met evenzovele makers: de overeenkomst met de scenarist, de overeenkomst met de director of photography, de overeenkomst met d editor, de overeenkomst met de kledingontwerper, de overeenkomst met de production designer, enzovoorts.
Gaat u al deze overeenkomsten ontbinden? Terwijl al diegenen niet in deze procedure betrokken zijn? Of gaat u alleen het rechtsvermoeden van overdracht tussen mijn cliënte en de regisseur ontbinden? En wat betekent dat dan voor de exploitatie van de film?
U ziet u voor de vraag geplaatst of de wetgever dit allemaal heeft voorzien toen zij in art. 45d lid 5 art. 25e van overeenkomstige toepassing heeft verklaard. Waarschijnlijk niet.
U zult begrijpen dat ik betoog dat hier sprake is van een vergissing van de wetgever: er kan geen sprake zijn van een ontbinding van een rechtsvermoeden. Te meer niet nu dat rechtsvermoeden is geïntroduceerd ter wille van de rechtszekerheid. En ook niet omdat aan dat rechtsvermoeden geen verplichtingen zijn gekoppeld.
U wilt ook niet, u kunt niet, overeenkomsten ontbinden in deze zaak tussen de producent en personen die geen partij in dit proces zijn, waarvan de inhoud bovendien u en de wederpartij onbekend is en waarvan het maar geheel de vraag is of mijn cliënte tekort is geschoten in de nakoming van enige verplichting, met betrekking tot exploitatie of anderszins.
* D/I staat voor Dag/Interieur
Reageren op/in deze serie? redactie@ie-forum.nl