Gepubliceerd op vrijdag 7 september 2018
IEF 17946
Rechtbank Zeeland-West-Brabant ||
15 aug 2018
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 aug 2018, IEF 17946; (Perfetti van Melle tegen Bip), https://delex.nl/artikelen/bip-is-veroordeeld-voor-betaling-van-50-000-wegens-tekort-schieten-in-de-nakoming

Uitspraak ingezonden door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht en Huib Berendschot, AKD advocaten

Bip is veroordeeld voor betaling van 50.000 wegens tekort schieten in de nakoming

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 augustus 2018 IEF 17946 (Perfetti van Melle tegen Bip) Auteursrecht. PVM is actief in de ontwikkeling, productie en commercialisatie van snoepgoed, waaronder merk Chupa Chups (lolly's). Eén van de Chupa Chups producten is een mega lollyhouder in de vorm van een lolly met daarin lolly's. De vormgeving is een geregistreerd Gemeenschapsmodelrecht. PVM is houder en heeft ook de auteursrechten. Bip is producent en distributeur van snacks, snoep en chocoladeproducten. PVM constateert dat Bip lollyhouders met dessins van Angry Birds, Hello Kitty en Halloween op de markt heeft gebracht. In ruil voor het afzien van een door PVM aanhangig te maken procedure, tekent Bip een onthoudingsverklaring (Undertaking). PVM komt erachter dat What's Next Candy (WNC) lollyhouders aanbiedt met eenzelfde algemene indruk als het PVM model. WNC is een onderneming waarvan Bip alle aandelen houdt.  PVM vordert dat Bip te kort geschoten is in de nakoming door het aangaan van tien transacties en het op voorraad houden van lollyhouders. PVM vordert een boete van primair 1.640.000, subsidiair 1.270.00 en meer subsidiair 365.000. Bip mocht redelijkerwijs niet begrijpen dat het de bedoeling van partijen was dat Bip na ondertekening van de Undertaking nog nieuwe verkooporders mocht afsluiten. Tussen partijen staat vast dat tien transacties zien op lollyhouders die identiek zijn aan het PVM model. Er wordt expliciet opgemerkt dat de restvoorraad niet vernietigd hoeft te worden. Bip heeft 10 maal door het sluiten van een verkoopovereenkomst de garantie geschonden en inbreuk gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van PVM. Artikel 5 van de Undertaking biedt grond voor 10 maal een boete van 5000 euro, in totaal 50.000. De vordering wordt deels toegewezen en Bip wordt veroordeelt voor betaling van 50.000 euro.

3.7 Wat betreft voornoemd geschilpunt oordeelt de rechtbank als volgt. Tussen partijen staat vast dat Bip Holland op het modelrecht van PVM inbreuk makende lollyhouders heeft verkocht op basis van overeenkomsten die na 20 juli 2016 zijn gesloten. Of Bip Holland met voornoemde handeling artikel 3 (a) van de Undertaking heeft geschonden, dient te worden beantwoord door uitleg van dit artikel.
3.8 Naar oordeel van de rechtbank strookt ook voornoemde totstandkomingsgeschiedenis van de Undertaking met de uitleg die PVM hieraan heeft gegeven. Bip verzoekt immers zelf om haar bestaande contractuele verplichtingen te respecteren, terwijl PVM haar had gesommeerd om alle inbreuk makende lollyhouders te vernietigen. De stelling van Bip dat voorafgaande aan het ondertekenen van de Undertaking nimmer besproken is dat alleen reeds geplaatste orders mochten worden uitgeleverd, verwerpt de rechtbank in het licht van het voorgaande dan ook. Bip mocht redelijkerwijs niet begrijpen dat het de bedoeling van partijen was dat Bip na ondertekening van de Undertaking nog nieuwe verkooporders mocht afsluiten. De stelling van Bip dat het gebruik van het woord sell out in plaats van deliver steun geeft aan haar uitleg dat zij ook vanaf 20 juli 2016 nog koopovereenkomsten mocht sluiten deelt de rechtbank niet. Het gewicht van dit woordgebruik is veel te gering ten opzichte van de voormelde andere bij de uitleg betrokken feiten en omstandigheden. Bovendien gebruikt Bip zelf in haar emails ook het woord sell in plaats van deliver.
3.12 Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden geldt resumerend dat de rechtbank van oordeel dat artikel 3 (a) van de Undertaking aldus moet worden uitgelegd dat Bip geen nieuwe overeenkomsten met andere partijen mocht sluiten vanaf 20 juli 2016 om de betreffende lollyhouders te verkopen.
3.18 Naar het oordeel van de rechtbank voert Bip terecht aan dat van een schending geen sprake is. Tussen partijen staat vast dat tien transacties zien op lollyhouders die identiek zijn aan het PVM model. PVM heeft ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd gesteld dat leveringen in verband met deze transactie hebben plaatsgevonden op en na 1 oktober 2016. Gesteld noch gebleken is dat partijen over de precieze inhoud van het begrip use uit artikel 2 van de Undertaking hebben onderhandeld. Ook in het geval dat partijen onder use tevens moeseten verstaan het in voorraad houden van een lollyhouder, dan volgt uit artikel 2 expliciet opgenomen termijn, dat dergelijke handelingen met betrekking tot identieke lollyhouders tot aan 1 oktober 2016 op voorraad zijn, te vernietigen, waarbij expliciet wordt opgemerkt dat deze restvoorraad niet mag worden gebruikt met als doel deze te verhandelen aan derden. Feiten en omstandigheden die tot een andere uitleg moeten leiden dan deze op de tekst van de bepalingen in onderling verband en samenhang bezien gegronde uitleg, ontbreken.
3.29 Gelet op de uitleg die de rechtbank heeft gegeven aan artikel 3 van de Undertaking en de aard van verplichtingen, geldt dat Bip 10 maal door het sluiten van een verkoopovereenkomst de garantie heeft geschonden en toch inbreuk heeft gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van PVM. Aldus beschouwd biedt artikel 5 van de Undertaking grond voor 10 maal een boete van 5000 euro, in totaal 50.000.