Bloementapijtje (HB)
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 28 april 2009, zaaknrs. 105.006.722/01 & 105.006.656/01, Radder-Van der Stam V.O.F. c.s. tegen Baum- und Rosenschule Reinhard Noack & Baum- und Rosenschule Reinhard Noack tegen Radder-Van der Stam V.O.F c.s. (met dank aan Marleen van den Horst, BarentsKrans).
Wellicht interessante arresten voor de licentiepraktijk. Kwekersrecht. Stukgelopen samenwerking. Zie voor de feiten: Rechtbank ‘s-Gravenhage,17 januari 2007, IEF 3287. Het hof vernietigt de vonnissen waarvan beroep. Voortzetting door onderhandelingen na opzegging. Geen licentievergoeding die hoger is dan de licentievergoeding die aan andere Nederlandse licentienemers in rekening wordt gebracht. Matiging dwangsom executie door achteraf gebleken juistheid. Eerst even kort de belangrijkste overwegingen:
Arrest bodemprocedure: 4. (…) Ook het hof is van oordeel dat Noack aldus de licentieovereenkomst op zichzelf regelmatig heeft opgezegd, nu immers overeenkomstig het bepaalde in artikel X11 van de licentieovereenkomst de minimum looptijd van vijfjaren was verstreken en Noack de opzegtermijn van twaalf maanden in acht heeft genomen. In zoverre faalt de grief. Deze opzegging staat evenwel los van de vraag of partijen nadien al dan niet stilzwijgend de licentieovereenkomst hebben voortgezet tot juli 2004, hetgeen (tevens) in de grieven 2 tot en met 4 aan de orde wordt gesteld.
(…) 9. Het hof merkt op dat op zichzelf juist is dat Radder c.s. in dit verband hebben betoogd dat zij door de opstelling van Noack het vertrouwen in een mogelijke samenwerking met Noack geheel hebben verloren en dat zij om die reden niet zullen persisteren bij hun vordering in reconventie. Dit neemt niet weg dat de hoogte van de licentievergoeding ook in de conventie van belang is, nu immers de verhoging van de licentievergoeding een belangrijk geschilpunt tussen partijen is en Noack ook voor het verleden aanspraak maakt op een hogere licentievergoeding. In zoverre heeft Noack wel belang bij deze grief. In dat verband ziet het hof aanleiding het volgende te overwegen.
10. Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat Noack in redelijkheid niet van Radder-van der Stam mocht eisen dat zij een licentievergoeding zou betalen die hoger was dan de licentievergoeding die zij aan andere Nederlandse licentienemers in rekening bracht. De verhouding tussen Noack en Radder-van der Stam, zowel als gewezen contractspartijen als in de hoedanigheid van onderhandelende partijen, wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Indien, zoals Noack stelt, zij voornemens was ook aan andere licentienemers een hogere vergoeding op te leggen, maar dit pas mogelijk zou zijn na afloop van de looptijd van de desbetreffende licentieovereenkomsten, was zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehouden de hogere licentievergoeding voor Radder-van der Stam op een later tijdstip, na 16 februari 2004, zoals hierna zal worden overwogen, dan wel - indien dit later zou zijn - gelijktijdig met die voor de andere licentienemers te laten ingaan. Het bewijsaanbod van Radder c.s. dat de licentievergoedingen die Noack aan Nederlandse licentiehouders in rekening bracht, verschilden, heeft de rechtbank evenwel terecht gepasseerd, nu dit door Noack niet wordt betwist. De stelling van Radder c.s. dat Noack in strijd met het mededingingsrecht heeft gehandeld, wordt verworpen, nu daarvoor onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn gesteld. (…)
(…) 14. 'Het hof is van oordeel dat in het licht van de onderhandelingen die tussen partijen zijn gevoerd over een nieuwe licentieovereenkomst, Radder-van der Stam uit de opzegging van de oude licentieovereenkomst niet heeft hoeven begrijpen dat zij per 1 juli 2001 - en wel totdat overeenstemming zou zijn bereikt over de voorwaarden van een nieuwe licentieovereenkomst - niet meer gerechtigd was Flower Carpetrozen te vermeerderen en te verhandelen. Gelet op de hierboven onder 13 weergegeven correspondentie had zij ook niet op een later tijdstip, in de loop van het onderhandelingsproces, tot een ander inzicht hoeven komen. Met name uit de geciteerde passage op bladzijde 3 van het 'Gesprächsprotokoll' van 16 februari 2004 mocht zij afleiden dat indien partijen niet tot overeenstemming zouden komen, de samenwerking dan pas verbroken zou worden. (…)
15. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 14 is overwogen, heeft Radder-van der Stam in de gegeven omstandigheden uit de gedragingen en verklaringen van Noack begrepen en ook redelijkwijze mogen begrijpen dat zij hangende de onderhandelingen over een nieuwe licentieovereenkomst haar vermeerderings- en handelsactiviteiten met betrekking tot Flower Carpetrozen mocht voortzetten. Het was onder die omstandigheden aan Noack om haar expliciet te verbieden gedurende de onderhandelingen deze activiteiten te verrichten. (…)
Arrest executiegeschil: 6. Het hof is van oordeel dat Radder c.s. door naast de brief met de door de voorzieningenrechter bevolen tekst aan haar afnemers voorts een begeleidende brief te zenden inhoudende, samengevat,
- dat de uitspraak van de voorzieningenrechter een duidelijke misvatting is omdat Radder-van der Stam B.V. de rozen legaal heeft vermeerderd,
- dat zij ter uitvoering van die uitspraak een brief moeten sturen met een oproep inbreukmakend teeltmateriaal te retourneren op straffe van een dwangsom, en - dat zij verzoeken aan die oproep geen gehoor te geven, niet behoorlijk uitvoering hebben gegeven aan het bevel van de voorzieningenrechter.8. Het hof heeft in het hoger beroep van de bodemzaak heden arrest gewezen. Bij dat arrest heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter, voor zover in conventie gewezen tegen appellanten sub 1 en 3 tot en met 8 vernietigd en Noack niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor zover tegen hen ingesteld. Het heeft voorts het vonnis, voor zover in conventie gewezen tegen Radder-van der Stam B.V. (appellante sub 2) vernietigd, onder meer, ten aanzien van het bevel aan afnemers van Radder-van der Stam B.V. om een brief met terughaalverzoek te sturen. Hoewel dit niet wegneemt dat Radder c.s. niet behoorlijk uitvoering hebben gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter, is de omstandigheid dat de inhoud van de begeleidende brief, achteraf bezien, als juist moet worden beschouwd, aanleiding de boete te matigen. Het hof zal de door Radder c.s. verbeurde dwangsommen matigen tot € 5.000,--.
Lees het arrest in de bodemzaak hier en het arrest in het executiegeschil hier.