Gepubliceerd op woensdag 9 maart 2016
IEF 15744
Hof Den Haag ||
8 mrt 2016
Hof Den Haag 8 mrt 2016, IEF 15744; ECLI:NL:GHDHA:2016:446 (Stichting Restschuld Eerlijk Delen tegen Rabobank), https://delex.nl/artikelen/boek-over-rabobank-mag-onverkort-worden-gepubliceerd

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.

Boek over Rabobank mag onverkort worden gepubliceerd

RED is een stichting die opkomt voor mensen die door toedoen van hun bank in de problemen zijn geraakt. Er wordt een boek aan de pers gepresenteerd. Rabobank vordert een gebod aan RED c.s. om het drukken, vermenigvuldigen en verspreiden van de huidige inhoud van het boek, omdat er namen van (oud-) medewerkers van Rabobank in staan, en een geluidsopname en brief van de website te verwijderen. Het Hof oordeelt dat de door Rabobank genoemde passages in het boek zo vaag zijn en onuitgesproken dat de lezer geen of weinig waarde daaraan zal kunnen hechten en dat het Hof niet kan lezen dat de bank of haar oud-medewerkers worden beschuldigd van diefstal, misleiding en/of intimidatie. De achterkant van de omslag van het boek wekt echter wel de suggestie van diefstal, misleiding en/of intimidatie door Rabobank. Het is niet concreet gemaakt dat de werknemers hinder ondervinden, de verwijten zijn niet zo ernstig. Aan de vrijheid van meningsuiting van RED wordt een groter gewicht gehecht dan dat in dit geval toekomt aan het recht op goede naam/eerbiediging van persoonlijke levenssfeer van de werknemers van Rabobank.  De vorderingen van Rabobank worden afgewezen.

4.6 Het voorgaande samenvattend: door het boek worden de (oud-) medewerkers niet (direct of indirect) beschuldigd van diefstal, misleiding of intimidatie, maar het daarin aan Rabobank gemaakte verwijt van maatschappelijk onwenselijk gedrag straalt (indirect) enigszins op hen af, wat hooguit een beperkte hinder in de uitoefening van hun werk heeft opgeleverd. Dit een en ander overziend kan hoogstens sprake zijn van een tamelijk geringe aantasting van hun recht op goede naam/eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, zodat in dit geval aan dat recht niet meer dan een tamelijk gering gewicht kan worden gehecht.

5.9 Uit het onder 5.2 t/m 5.4 overwogene blijkt dat het boek mede het algemeen belang dient, terwijl uit het onder 5.5 en 5.8 overwogene volgt dat de bij de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting behorende plichten en verantwoordelijkheden (lid 2 van artikel 10 EVRM) niet zijn veronachtzaamd: onder meer is Rabobank de mogelijkheid tot weerwoord geboden, zijn haar (oud-)medewerkers niet nodeloos vermeld in het boek en hoefde van die vermelding geen ernstige gevolgen voor hen te worden verwacht. Onder deze omstandigheden moet in dit geval aan de vrijheid van meningstuiting van RED c.s. een (niet on-)aanzienlijk gewicht worden gehecht, in ieder geval een gewicht dat groter is dan het tamelijk geringe gewicht dat in dit geval toekomt aan het recht op goede naam/eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de (oud-)medewerkers van Rabobank (zie rov. 4.6). Zoals RED c.s. in het kader van hun grief V (in punt 42 AD) hebben bepleit, valt de in rov. 3.3 bedoelde afweging dus in het voordeel van RED c.s. uit, en niet, zoals de voorzieningenrechter heeft geoordeeld, in het voordeel van Rabobank.

Op andere blogs:
Rechtspraak.nl