Buiten rechte geen grondslag 1019h Rv
Hof Amsterdam 8 november 2011, LJN BU7809 (appellant h.o.d.n. Pervorm tegen Pervormics B.V.)
Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Verstekzaak. Onrechtmatig gebruik van handelsnaam? Art. 1019h Rv niet van toepassing omdat partijen buiten rechte tot een oplossing zijn gekomen. Grondslagwijziging in hoger beroep blijft buiten beschouwing omdat deze niet aan geïntimeerde kenbaar is gemaakt
3.7. Gelet op het feit dat – op grond van de niet betwiste stellingen van [ Appellant ] en de na het tussenarrest overgelegde stukken - vaststaat dat Pervorm B.V. haar naam op grond van een minnelijke regeling op 30 september 2010, derhalve vóór de inleidende dagvaarding van 1 oktober 2010, heeft gewijzigd in Pervormics B.V., zijn de vorderingen van [ Appellant ] als vermeld onder 3.1 sub b) en c) niet toewijsbaar. [ Appellant ] heeft weliswaar gesteld dat Pervormics B.V. “nog steeds bereikbaar is via www.pervorm.com”, maar hij heeft daarmee niet althans onvoldoende concreet onderbouwd dat Pervormics B.V. zich (na 30 september 2010) van de handelsnaam “ Pervorm ” heeft bediend of zich nog van die naam bedient.
3.8. Tegen de achtergrond van het voorgaande oordeelt het hof dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld, zakelijk, dat het bepaalde in art. 1019h Rv geen grondslag biedt voor de vergoeding van [ Appellant ]’s juridische kosten omdat partijen buiten rechte tot een oplossing zijn gekomen. Grief I, die anders betoogt, faalt dan ook. Het door [ Appellant ] overgelegde document “Indicatietarieven in IE-zaken” doet daaraan niet af. Integendeel, dat stuk gaat ervan uit dat art. 1019h Rv slechts van toepassing is “in procedures (cursivering van het hof) waarin aan het gevorderde de in artikel 1019 Rv genoemde regelgeving ten grondslag is gelegd”.
3.9. Grief II houdt in dat de kantonrechter de gevorderde juridische kosten ten onrechte niet heeft toegewezen op grond van het bepaalde in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. 3.10. [ Appellant ] heeft in eerste aanleg aan zijn vordering wegens juridische kosten, zoals hij zelf kennelijk ook inziet, niet ten grondslag gelegd dat Pervorm B.V. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Nu hij dat in hoger beroep wel doet, is in zoverre van een wijziging van de grondslag van de eis sprake. Het hof zal deze grondslag echter op grond van art. 130 lid 3 jo 353 Rv buiten beschouwing laten, omdat [ Appellant ] deze grondslag-wijziging niet aan Pervormics B.V. kenbaar heeft gemaakt. De wijziging is immers niet aangekondigd in de appeldagvaarding (of meegedeeld bij een later exploot) maar slechts opgenomen in de memorie van grieven, zulks terwijl tegen Pervormics verstek was verleend. Pervormics B.V. weet derhalve niet dat [ Appellant ] het gevorderde bedrag thans ook op deze grondslag baseert (vgl. HR 1 maart 2002, NJ 2003/355). Hieruit volgt dat ook grief II geen doel treft.