23 jan 2024
Uitspraak ingezonden door Allon Kijl, ABC Legal.
Citaten zijn geen directe uitlatingen, vordering tot rectificatie afgewezen
Hof Den Haag 23 januari 2024, IEF 21857 (Aachboun tegen Diekstra). Hoger beroep van het vonnis gewezen in een kortgedingzaak [zie IEF 21211]. Deze zaak betrof een vordering tot rectificatie van een uitlating van bekende advocaat Diekstra in een (online) krantenartikel. Uit het citaat dat werd opgenomen in het krantenartikel blijkt dat Aachboun, juridisch adviseur en fiscalist, zich schuldig maakt aan valsheid in geschrifte. De vordering tot rectificatie werd door de voorzieningenrechter afgewezen. Aachboun gaat tegen dit vonnis in hoger beroep en vordert wederom rectificatie van de gedane onrechtmatige uitlatingen jegens hem.
Ook het hof acht de gevorderde rectificatie niet toewijsbaar. De vordering van Aachboun ziet op citaten van de uitlatingen van Diekstra gepubliceerd in het artikel. Diekstra beroept zich op het standpunt dat deze citaten aan hem toegeschreven zijn, en dat dit geen uitlatingen van hem betreffen. Dit vindt steun in het feit dat deze tekst niet tussen aanhalingstekens staat. Diekstra wordt wel als bron aangeduid, maar de bewoording sluit niet uit dat het slechts om een interpretatie van een opmerking of antwoord van Diekstra gaat. Het is hiermee volgens het hof niet voldoende aannemelijk dat de omstreden uitlatingen aan Diekstra kunnen worden toegeschreven, en dus moeten de gevorderde rectificaties worden afgewezen.
6.6 Voor de stelling dat Diekstra in het gesprek met de AD-journalist heeft gezegd dat hij vanwege de valse inhoud van (de online politiemelding en) de notariële verklaring aangifte ging doen, kan steun worden gevonden in een e-mailbericht van 5 december 2022 waarin de betrokken AD-joumalist dit bevestigt (productie 6 bij conclusie van antwoord), en in de titel en de vetgedrukte inleiding van het AD-artikel waarin de aangifte wegens valsheid in geschrift als feit wordt gepresenteerd. De stelling van Diekstra dat (onder andere) de aan hem toegeschreven uitlating dat Aachboun zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte - de in rov. 6.3 onder c weergegeven uitlating, niet van hem afkomstig is, vindt steun in het feit dat deze tekst niet tussen aanhalingstekens en daarmee niet onmiskenbaar als citaat in het AD-artikel is opgenomen. Weliswaar wordt de zin met deze tekst ingeleid met de woorden Volgens Diekstra' en wordt Diekstra daarmee als bron aangeduid, maar die woorden kunnen niet uitsluiten dat het (niet een citaat maar) een interpretatie betreft van een opmerking of antwoord van Diekstra (over de aangifte van valsheid in geschrift) door de AD-journalist.