26 mrt 2021
Conclusie A-G in zaak DJ tegen platenlabel en manager
HR Conclusie A-G 26 maart 2021, IEF 19932; ECLI:NL:PHR:2021:433 (Eiser tegen Spinnin' Records en MAS) In juli 2012 kwam eiser als veelbelovende DJ, net 16 jaar oud, onder contract bij het platenlabel Spinnin’ Records. Het aan Spinnin’ Records gelieerde MusicAIIStars werd zijn manager. Eiser werd gaandeweg zijn carrière steeds minder tevreden met de manier waarop zijn belangen werden behartigd. Als gevolg hiervan heeft eiser de contracten met Spinnin' Records en MAS op vrijwel alle mogelijke manieren laten ontbinden, wat uitmondde in een zaak die doorging tot het hof Arnhem-Leeuwarden. Zij heeft o.a. geoordeeld dat eiser de contracten onterecht heeft vernietigd. A-G Drijber stelt het hof in gelijk en verwerpt zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
4.10 De omstandigheden die het hof daarbij van belang heeft geacht zijn dat het vanaf het allereerste contact in 2012 voor [eiser] duidelijk was dat beide bedrijven onder leiding van dezelfde personen stonden en dat management en productie feitelijk door één team zou worden gedaan (rov. 7.17), dat de conceptovereenkomsten voor management en productie in 2012 tegelijkertijd aan [eiser] en [betrokkene 3] zijn gestuurd en daarover tegelijkertijd is onderhandeld (rov. 7.18), dat de juriste van Universal al had geschreven dat [eiser] moeilijk kon verwachten dat het management namens [eiser] stevig met zichzelf gaat onderhandelen over de voorwaarden van de productieovereenkomst (rov. 7.19), dat [betrokkene 3] wist dat MAS niet met Spinnin zou onderhandelen blijkens een door hem verstuurde e-mail aan [betrokkene 1] (rov. 7.20) en dat in de managementovereenkomst niet expliciet is bepaald dat MAS zou onderhandelen met Spinnin (rov. 7.21). Op grond van deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat [eiser] er bij het aangaan van de overeenkomsten niet van uitging dat MAS en Spinnin gescheiden bedrijven waren en dat MAS namens hem met Spinnin zou onderhandelen. Het hof heeft dus niet, zoals het middel betoogt, geoordeeld dat [eiser] niet op de juistheid van de door [betrokkene 1] gedane mededelingen heeft mogen afgaan.
4.11 Nu het hof bij zijn oordeel andere omstandigheden van belang heeft geacht die maken dat – zelfs als [betrokkene 1] de betreffende mededeling heeft gedaan en [eiser] van de juistheid daarvan is uitgegaan – er geen sprake was van een onjuist beeld bij [eiser] van de verwevenheid tussen Spinnin en MAS, heeft het hof niet miskend dat de onderzoeksplicht niet zo ver gaat dat degene die overweegt een overeenkomst aan te gaan niet zou mogen afgaan op de juistheid van door de wederpartij gedane mededelingen. Ook de motiveringsklacht stuit daarop af.