Gepubliceerd op donderdag 7 april 2022
IEF 20644
Hoge Raad ||
11 mrt 2022
Hoge Raad 11 mrt 2022, IEF 20644; ECLI:NL:PHR:2022:230 (PMP tegen RPM), https://delex.nl/artikelen/conclusie-a-g-rpm-mag-logistiek-dienstverlener-in-geding-oproepen

Uitspraak ingezonden door Vivien Rorsch, La Rorsch, en door Timme Geerlof en Shaharzaad Said, Windt Le Grand Leeuwenburgh Advocaten.

Conclusie A-G: RPM mag logistiek dienstverlener in geding oproepen

HR Conclusie A-G 11 maart 2022, IEF 20644; ECLI:NL:PHR:2022:230 (PMP tegen RPM) Deze beslagzaak gaat over het conservatoir beslag tot afgifte ter vernietiging gelegd door tabaksproducent PMP op een container met beweerdelijk illegale tabaksticks ten laste van de logistiek dienstverlener, onder meer wegens inbreuk op haar Uniemerkrechten. Groothandelaar RPM, de beweerdelijk eigenaar/rechthebbende van de tabaksticks, vordert opheffing van het beslag. Het hof heeft, in tegenstelling tot de rechtbank [zie IEF 19507], het beslag opgeheven [zie IEF 19671].

In het principaal cassatieberoep slaagt volgens de A-G de rechtsklacht dat het hof het beslag niet had mogen opheffen nu beslagene [de logistiek dienstverlener] niet in de procedure is betrokken. Dat houdt verband met het leerstuk van de processueel ondeelbare rechtsverhouding, dat hier in de optiek van de A-G over het hoofd is gezien. In het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep wordt volgens de A-G tevergeefs geklaagd over de kwalificatie van de logistiek dienstverlener als beslagene/geëxecuteerde in de zin van artikel 705 lid 3 Rv jo. artikel 438 lid 5 (oud) Rv.

Dat brengt de A-G tot de conclusie dat het bestreden arrest niet in stand kan blijven. Na verwijzing zal aan RPM, de partij/derde die tegen het conservatoir beslag wil opkomen, alsnog de gelegenheid moeten worden geboden om de logistiek dienstverlener in het geding te doen oproepen. Gelet hierop behoeven de overige klachten van het principaal en het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep in dit stadium geen behandeling.

2.29 Juist is dat het hof RPM eerst (ambtshalve) in de gelegenheid had moeten stellen om [de logistiek dienstverlener] op de voet van art. 118 Rv alsnog in het geding op te roepen, zoals we hebben gezien bij de deelbespreking van het principale cassatieberoep, de kernklacht uit onderdeel 1. Voor het overige faalt de klacht, nu bij een processueel ondeelbare rechtsverhouding alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding moeten worden opgeroepen, zowel in eerste aanleg, als in volgende instanties. Gebeurt dat niet, dan moet de rechter naar aanleiding van een daarop gericht verweer of ambtshalve gelegenheid geven om de niet opgeroepene(n) alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping en die zonodig ambtshalve taak geldt ook als dit aspect niet wordt aangevoerd door de wel betrokken partijen.