26 jul 2017
Conclusie AG: selectieve distributiestelsels voor verkoop van luxe artikelen die tot doel hebben het 'luxe-imago' in stand te houden, vormen in beginsel een met artikel 101 lid 1 VWEU verenigbare mededingingsfactor
Conclusie AG HvJ EU 26 juli 2017, IEF 16992; IEFbe 2281; C-230/16; ECLI:EU:C:2017:603 (Coty tegen Parfümerie Akzente) Zie eerder [IEF 16093]. Mededinging. Selectieve distributie. Contractbepaling op grond waarvan het detailhandelaren verboden is bij onlineverkoop een niet-erkende derde in te schakelen.
Conclusie AG:
1) Selectieve distributiestelsels voor de verkoop van luxe en prestigieuze artikelen die primair tot doel hebben het ‚luxe-imago’ van de artikelen in stand te houden, vormen een met artikel 101, lid 1, VWEU verenigbare mededingingsfactor, mits de distributeurs worden gekozen op basis van objectieve criteria van kwalitatieve aard die voor alle potentiële wederverkopers uniform worden vastgesteld en zonder discriminatie worden toegepast, de aard van het betrokken product, waaronder het prestigieuze imago, selectieve distributie ter waarborging van het behoud van de kwaliteit en het juiste gebruik van het product noodzakelijk maakt, en de vastgestelde criteria niet verder gaan dan noodzakelijk is.
2) Om vast te stellen of een contractbepaling op grond waarvan het de erkende distributeurs van een distributiestelsel verboden is bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar platforms van derden in te schakelen, al dan niet met artikel 101, lid 1, VWEU verenigbaar is, dient de verwijzende rechter te onderzoeken of die contractbepaling noodzakelijk is gelet op de aard van het product, uniform is vastgesteld en zonder onderscheid wordt toegepast en niet verder gaat dan noodzakelijk is.
3) Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, vormt geen beperking van de klantenkring van de detailhandelaar in de zin van artikel 4, onder b), van verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen van verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.
4) Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, vormt geen beperking van de passieve verkoop aan de eindgebruiker in de zin van artikel 4, onder c), van verordening nr. 330/2010.