Concurrentiebeding kan niet worden bewezen
Vzr. Rechtbank Overijssel 5 maart 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:1142 (Slaapboulevard c.s. tegen [A] c.s.)
Als randvermelding. Geen onrechtmatige concurrentie. In dit geding is de vraag aan de orde of [A] c.s. de exploitatie van haar onderneming moet staken, omdat zij daarmee wanprestatie jegens Slaapboulevard c.s. pleegt. De vraag is of bij overeenkomst is afgesproken dat [A] c.s. pas zelfstandig in de beddenbranche verder mag als alle banden tussen partijen zijn verbroken. Daarop kan beoordeeld worden of sprake is van onrechtmatige concurrentie. De rechtbank oordeelt dat geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat de mondelinge afspraken niet geloofwaardig zijn. [A] sr. en [A] jr. zijn derhalve niet gebonden aan een concurrentiebeding. Hierdoor staat concurrentie vrij. Alle vorderingen worden afgewezen.
4.2. In dit geding is allereerst de vraag aan de orde of [A] c.s. de exploitatie van haar onderneming moet staken, omdat zij daarmee wanprestatie jegens Slaapboulevard c.s. pleegt. Ter beantwoording van deze vraag dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat partijen op 21 augustus 2013 de door Slaapboulevard c.s. gestelde overeenkomst hebben gesloten, waarbij is afgesproken dat [A] c.s. pas zelfstandig in de beddenbranche verder mag als alle (financiële en juridische) banden tussen partijen zijn verbroken. Niet in geschil is dat er die dag een bespreking heeft plaatsgevonden tussen [C] en [A] jr., maar [A] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat partijen tijdens dat gesprek tot overeenstemming zijn gekomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vormt hetgeen door Slaapboulevard c.s. naar voren is gebracht geen duidelijke aanwijzing dat de gestelde mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. Slaapboulevard c.s. heeft weliswaar gewezen op een door een notaris opgestelde concept-akte, waarin wordt verwezen naar een mondelinge overeenkomst, maar deze concept-akte is op verzoek van Slaapboulevard c.s. opgesteld. Ook is door [A] c.s. bestreden dat [A] jr. door het inleveren van zijn telefoon op 22 augustus 2013 een uitvoeringshandeling heeft verricht. Volgens [A] c.s. heeft [C] de telefoon van [A] jr. afgepakt, hetgeen ook zou blijken uit het feit dat hij nog vakantiefoto’s op zijn telefoon had staan. Bovendien heeft [A] c.s. naar voren gebracht dat [A] jr. niet bevoegd was om anderen dan zichzelf te binden. Ook dat maakt de gestelde overeenkomst, waarin onder meer vorderingen van Helu op Slaapboulevard zouden zijn prijsgegeven, ongeloofwaardig.
4.7. De voorzieningenrechter overweegt dat, nu het voorshands ervoor moet worden gehouden dat op 21 augustus 2013 geen overeenkomst tot stand is gekomen, [A] sr. en [A] jr. niet zijn gebonden aan een relatie- of concurrentiebeding. Hierdoor staat het hun in beginsel vrij om met Slaapboulevard c.s. te concurreren, waarbij de mogelijkheid voor hen openstaat zich als zelfstandige concurrent van Slaapboulevard c.s. te vestigen, dan wel bij een concurrent in loondienst te treden. Gelet hierop kan het standpunt van Slaapboulevard c.s. dat [A] sr. enkel in loondienst actief mag zijn in de beddenbranche en niet als zelfstandig ondernemer, niet worden gevolgd.
Voorts wordt overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat dat [A] c.s. al geruime tijd uit is op het faillissement van Slaapboulevard c.s. Hiertoe is van belang dat [A] jr. in zijn e-mail van 13 augustus 2013 nog uitgebreid is ingegaan op de toekomst van Slaapboulevard c.s. en een faillissement van Slaapboulevard c.s. slechts als (laatste) mogelijkheid is genoemd.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen de overige door Slaapboulevard c.s. aangedragen omstandigheden niet tot de conclusie leiden dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Gezien de gemotiveerde betwisting door [A] c.s. is nadere bewijsvoering hierover nodig, waarvoor in kort geding geen plaats is.