DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 16 januari 2018
IEF 17430
||
10 jan 2018
10 jan 2018, IEF 17430; ECLI:NL:RBAMS:2018:61 (Dappermarkt tegen gedaagden), https://delex.nl/artikelen/dappermarkt-heeft-geen-zelfstandig-belang-meer-bij-vorderingen-door-onthoudingsverklaring

Dappermarkt heeft geen zelfstandig belang meer bij vorderingen door onthoudingsverklaring

Rechtbank Amsterdam 10 januari 2018, IEF 17430; ECLI:NL:RBAMS:2018:61 (Dappermarkt tegen gedaagden) Auteursrecht. Merkenrecht. Gedaagde 1 is ex-bestuurslid van Belangenvereniging Marktondernemers Dappermarkt en Stichting Koopcentrum Dappermarkt. Gedaagde 2 is zijn echtgenote met een eenmanzaak. Sinds 2001 gebruikt BMD een logo als (feest)straatverlichting boven de Dappermarkt. In 2005 is een logo, ontworpen door de eenmanzaak van gedaagde 2, geregistreerd. In reactie op intellectueel eigendomsrechtelijke claims van gedaagden heeft BMD gedaagden gesommeerd tot doorhaling van hun intellectueel eigendomsrechten. Aan de sommatie is niet vóór de brief genoemde datum voldaan. Na betekening van de dagvaarding hebben partijen toch een onthoudingsverklaring ondertekend. Daarom heeft BMD geen zelfstandig belang meer bij haar vorderingen en wordt aangestuurd op een minnelijke oplossing wat beteft de schade. De zaak wordt naar naar de rol verwezen, om BMD in de gelegenheid te stellen de schade te specificeren en te onderbouwen.

4.2 Dit betoog faalt (met uitzondering wat betreft de gevorderde schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zie daaromtrent hierna). Niet valt in te zien waarom er nog een zelfstandig belang bestaat bij de door BMD c.s. gewenste veroordelingen op dit punt, nu de onthoudingsverklaring immers alle door BMD c.s. ingeroepen rechten op straffe van een boete eerbiedigt. In die zin is die discussie anders dan BMD c.s. stelt wel degelijk geëindigd. Wat de motieven van [gedaagden] . zijn om tot die eerbiediging te komen is niet relevant. Evenmin kan hieraan af doen dat [gedaagden] . niet bereid is gebleken om eventuele schade te vergoeden; een onthoudingsverklaring ziet hier naar zijn aard niet op. Ook de gememoreerde “slordig- en onjuistheden” maken een en ander niet anders. De kern is het deel zoals hiervoor weergegeven onder 2.11. Dat ook die kern slordig- en of onjuistheden bevat die de waarde van de daarin gedane bevestigingen/toezeggingen ondergraven, is gesteld noch gebleken. Dat brengt mee dat de vorderingen voor zover die zien op intellectuele eigendomsrechten (in de dagvaarding gerubriceerd onder 1.a., 1.b., 1.d., 2.a, 2.b.) niet voor toewijzing in aanmerking komen.

4.7. Volgens BMD c.s. heeft de handelwijze van [gedaagde 1] zowel met betrekking tot het logo als met betrekking tot de Facebookpagina tot schade aan de zijde van BMD c.s. geleid. Een en ander heeft onrust veroorzaakt en het ondernemingsklimaat negatief beïnvloedt. Om die reden vordert zij verwijzing naar een schadestaatprocedure. [gedaagden] . heeft deze vordering niet, althans onvoldoende afzonderlijk betwist. Nu op zichzelf de aanwezigheid van tenminste enige schade voldoende aannemelijk is, is de hierop gerichte vordering dan ook in beginsel toewijsbaar. Niet valt echter in te zien dat deze schade – indien aanwezig - niet reeds thans in deze procedure begroot zou kunnen worden. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol, om BMD c.s. in de gelegenheid te stellen de schade voor zover reeds thans aanwezig te specificeren en te onderbouwen. Ook verzoekt de rechtbank om nader in te gaan op de vraag of, en zo ja, in hoeverre, ook [gedaagde 2] voor die schade aansprakelijk kan worden gehouden. [gedaagden] . mag daarop eveneens bij akte reageren. De rechtbank geeft partijen echter met nadruk in overweging om het geschil nu eindelijk te beëindigen en geen geld en energie meer te steken in een verdere juridisering van het tussen hen voorgevallende, maar in een minnelijke oplossing.