Dat aan openbaarmaking een ruime strekking toekomt
Hoge Raad, 17 december 2010, LJN: BO1979, 69 eisers tegen TMF Nederland B.V. (met conclusie Huydecoper).
Reclamerecht. “Het gaat hier, in de eerste plaats, om de vraag welke betekenis toekomt aan de woorden "een mededeling openbaarmaakt" in art. 6:194 BW.” Wet toezicht effectenverkeer (artt. 1 en 7 Wte); misleidende reclame (art. 6:194 BW). Gedupeerde derden door investeringen (koop van appartementsrechten en koop van aandelen) in afgeblazen vastgoedproject. Ruime strekking ‘openbaarmaking’ in de zin van art. 6:194 BW. Uit uitreiking prospectus aan deelnemers project kan al volgen dat van openbaarmaking sprake is geweest.
4.2 Onderdeel 4 bevat de klacht dat het hof in rov. 4.15.1 is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting omtrent art. 6:194 BW. Deze klacht treft doel. Door te oordelen dat [eiser] c.s. hun stelling over openbaarmaking van het prospectus hadden moeten toelichten, heeft het hof klaarblijkelijk miskend dat aan openbaarmaking in de zin van genoemde bepaling een ruime strekking toekomt en dat reeds uit het onweersproken feit dat het in dit geding bedoelde prospectus aan deelnemers aan het Project is uitgereikt, kan volgen dat van openbaarmaking sprake is geweest. De onderdelen 5 en 6 behoeven bij deze stand van zaken geen behandeling.
(Uit de conclusie van A-G Huydecoper: “33. De algemeen gedragen uitleg die in de hiervóór vermelde rechtsleer aan de door art. 6:194 BW beoogde openbaarmaking wordt gegeven, lijkt ook mij juist. Bij die uitleg moeten verkoopstimulerende schriftelijke uitingen die méér dan een enkele maal aan gegadigden voor - in dit geval - diensten zijn verstrekt, worden beoordeeld als "openbaargemaakt" in de zin van die bepaling; of behoeft tenminste het oordeel dat dat anders zou zijn aan de hand van de bijzonderheden van het desbetreffende geval, nadere uitleg.”)
Lees het arrest hier.