De inhoud daarvan had hem niet gerustgesteld
Gerechtshof Amsterdam, 12 januari 2010, zaaknr. 200007.894/01, IJswater films B.V. tegen Tommy Wieringa (met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap)
Auteursrecht. Hoger beroep tegen Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2008, IEF 5867. Hof Amsterdam bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Eiser IJswater heeft naar oordeel van het hof geen optie verkregen voor de verfilming van de roman Joe Speedboot van Tommy Wieringa: er is geen overeenkomst tot stand gekomen.
Het in het geding gebrachte faxbericht van De Bezige Bij was niet bedoeld om de optieovereenkomst te sluiten, maar op verzoek van IJswater opgesteld en verzonden ten einde IJswater in de gelegenheid te stellen tegenover het Nederlandse Fonds voor de Film te laten blijken dat IJswater de beoogde filmproducent van de roman was en aldus voor de verfilming van de roman bij genoemd fonds subsidie aan te vragen. “Aldus is niet komen vast te staan dat Wieringa mondeling, dan wel schriftelijk dan wel anderszins bij IJswater het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat hij instemde met de optieovereenkomst.”
2.4 Geen van de stellingen van partij en bevat toereikende grond om te aanvaarden dat Wieringa heeft ingestemd met de optieovereenkomst.. Het gaat erom te onderzoeken of Wieringa door zijn gedrag en zijn uitlatingen bij IJswater het vertrouwen heeft gewekt dat hij met de optieovereenkomst instemde. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.3 van het vonnis waarvan beroep geoordeeld dat dit het geval is geweest. Zij heeft in het bijzonder overwogen dat De Bezige Bij over de optieovereenkomst in contact stond met Wieringa en daarover, berichten zond aan IJswater. Daaraan heeft de rechtbank ontleend dat IJswater mocht menen dat tussen De Bezige Bij, Wieringa en haar de optieovereenkomst was totstandgekomen. Terecht hebben Wieringa en De Bezige Bij in hoger beroep aangevoerd dat hetgeen tussen De Bezige Bij en IJswater is voorgevallen niet zonder meer toereikende grond oplevert om te aanvaarden dat IJswater op instemming van Wieringa met de optieovereenkomst mocht vertrouwen. Dat geldt ook, als Wieringa pas in een laat stadium zou hebben laten weten dat hij niet met de optieovereenkomst instemde.
2.5 (…) Vanaf medio juli 2006 moet het IJswater zonder meer duidelijk zijn geweest dat Wieringa niet instemde met de optieovereenkomst. Wieringa beschikte toentertijd over het eerste deel van het scenario. De inhoud daarvan had hem niet gerustgesteld, met als gevolg dat hij zich niet wilde binden aan een mogelijke verfilming van zijn roman door IJswater. Aldus is niet komen vast te staan dat Wieringa mondeling, dan wel schriftelijk dan wel anderszins bij IJswater het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat hij instemde met de optieovereenkomst. De conclusie is dan ook dat het ervoor moet worden gehouden dat er geen optieovereenkomst tot stand is gekomen.
(…)
2.6 Voor zover IJswater zich erop beroept dat de optieovereenkomst ook met Wieringa reeds op 8 november 2005 is gesloten, en wel door het hiervoor deels geciteerde faxbericht van die datum van De Bezige Bij aan IJswater, kan het hof IJswater daarin niet volgen. Weliswaar staat in dit faxbericht dat De Bezige Bij "namens Wieringa" de optie tot verfilming van de roman aan IJswater verleent, maar uit het vervolg van het faxbericht blijkt dat partijen hebben afgesproken dat “[e] en ander" moet worden "uitgewerkt in een optieovereenkomst". Dit vormt een sterke aanwijzing dat het niet de bedoeling van De Bezige Bij was om door middel van dit faxbericht de optieovereenkomst met IJswater reeds te sluiten. Deze aanwijzing wordt ondersteund door het feit dat partijen het erover eens zijn dat dit faxbericht op verzoek van IJswater door De Bezige Bij was opgesteld en verzonden ten einde IJswater in de gelegenheid te stellen tegenover het Nederlandse Fonds voor de Film te laten blijken dat IJswater de beoogde filmproducent van de roman was en aldus voor de verfilming van de roman bij genoemd fonds subsidie aan te vragen.
Lees het arrest hier.