De ‘onnodigheid en onwenselijkheid’ van verwatering in het auteursrecht
Een bijdrage van Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD, naar aanleiding van de Conclusie van A-G mr. D.W.F. Verkade inzake Stokke c.s. tegen Fikszo c.s. (zaaknummer 11/00447) [IEF 11837]
Op 5 oktober 2012 heeft A-G Verkade geconcludeerd in een drietal Tripp Trapp-kinderstoel zaken. De inhoud van de respectievelijke Conclusies – in het bijzonder hoofdstuk 4 “Auteursrechtelijk kader” – vormt een handzaam overzicht van de nationale auteursrechtpraktijk. In de Conclusie bespreekt Verkade slechts bij uitzondering het Unierecht, en, bij deze zeldzame gelegenheden vrijwel uitsluitend ter bevestiging van het door Verkade geponeerde uitgangspunt dat het nationale auteursrecht in overeenstemming is met het geharmoniseerde auteursrecht. In een tijd dat de toepassing van Unierechtelijke normen zelfs in de nationale praktijk de boventoon voert, schept het vertrouwen dat de Auteurswet, zo kort na haar honderdste verjaardag, nog niet definitief bij het grof vuil wordt geparkeerd.
De verschillende Conclusies bevatten vele interessante overwegingen die op zichzelf al een individuele bespreking rechtvaardigen. In deze bijdrage beperk ik mij tot de inhoud van rechtsoverweging 5.29 van de Conclusie in de zaak tussen Stokke en Fikszo; de mogelijkheid van “verwatering van het auteursrecht”.
Lees de hele bijdrage.