DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 14 februari 2018
IEF 17506
Rechtbank Amsterdam ||
14 feb 2018
Rechtbank Amsterdam 14 feb 2018, IEF 17506; ECLI:NL:RBAMS:2018:763 (Advocaat tegen TMG), https://delex.nl/artikelen/de-telegraaf-en-metro-moeten-publicaties-over-de-postbode-van-de-penoze-rectificeren

De Telegraaf en Metro moeten publicaties over de 'postbode van de penoze' rectificeren

Rechtbank Amsterdam 14 februari, IEF 17506; ECLI:NL:RBAMS:2018:763 (Advocaat tegen TMG) Onrechtmatige publicatie. Op 22 en 23 februari zijn publicaties in De Telegraaf en Metro verschenen waarin een advocaat beschuldigd wordt de 'postbode van de penoze' te zijn, dat justitie woest op hem is en dat hij zich als boodschappenjongen laat misbruiken door een topcrimineel alsmede de daaraan gekoppelde suggestie dat de advocaat de mogelijkheid bood aan deze crimineel om geheime boodschappen aan de buitenwereld door te geven die bedreigend zijn voor derden. De in de publicaties gedana beschuldigingen zijn van feitelijke aard onjuist en misleidend. Aan publicatie van dergelijke ernstige beschuldigingen dienen hoge eisen te worden gesteld, te meer nu de beschuldigingen een advocaat betreffen en ten dele zijn gebaseerd op afgeschermde bronnen. TMG is als uitgeefster van De Telegraaf en Metro veroordeeld tot rectificatie. Ook zijn TMG en de journalist veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 en materiële schadevergoeding nader op te maken bij staat.

4.9. Deze beschuldiging is buitengewoon ernstig. Indien daarvoor voldoende grond bestaat, gaat het om een grove maatschappelijke misstand die het alleszins verdiend te worden gesignaleerd. Maar omdat (dus) ook voorzienbaar is dat de gevolgen voor de betrokkene - in dit geval [eiser] - daarvan ernstig zijn is de keerzijde, zoals hiervoor in 4.4 overwogen, dat aan de publicatie in een aantal opzichten hoge eisen dienen te worden gesteld. Daarvoor is in dit geval te meer aanleiding nu het gaat om beschuldigingen die een advocaat betreffen en die ten dele zijn gebaseerd op afgeschermde bronnen (zie hiervoor in 4.5 en 4.6).

4.30. Het vorenstaande komt erop neer dat de publicaties gedane beschuldigingen van feitelijke aard onjuist en misleidend zijn. De beschuldiging van ‘binnensmokkelen’ vond enige steun en het proces-verbaal van de Landelijke Dienst Rijksrecherche, maar in de omstandigheden van het geval mocht [gedaagde 2] daarop niet zonder meer afgaan. Hij had dienaangaande op zorgvuldige wijze wederhoor moeten toepassen, maar heeft dit nagelaten. Zou hij dit wél hebben gedaan, dan zou hij de vermoedelijke toedracht hebben gehoord (zie 4.14) en had hij deze beschuldiging niet mogen uiten. Dit brengt mee dat ook niet kan worden gezegd dat TMG c.s. ten tijde van de publicaties redelijkerwijs kon menen dat de beschuldigingen juist waren. In zoverre zijn de publicaties dus onrechtmatig.

4.31. Voor zover de publicaties opiniërend van aard zijn, is van belang dat de aard van de verdenkingen publicatie zonder meer rechtvaardigde, indien daarvoor voldoende grond bestond. Aan deze laatstgenoemde voorwaarde is in het onderhavige geval echter niet voldaan. De beschuldigingen vonden ten tijde van de publicatie onvoldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. Dit is extra bezwaarlijk gezien de ernst van de voor [eiser] te verwachten gevolgen van de publicaties. De publicaties beoogden een ernstige misstand aan de kaak te stellen, maar de dunne basis daarvan in het feitenmateriaal, de omstandigheid dat de publicaties mede waren gebaseerd op afgeschermde bronnen en het feit dat de beschuldigingen waren gericht tegen een advocaat, noopten tot extra zorgvuldigheid, die niet in acht is genomen. De verdenkingen zijn voorts op sensationele wijze ingekleed, die er kennelijk op was gericht de boodschap dat van een ernstige misstand sprake was, met maximaal effect op de gemiddelde lezer over te brengen. Ten slotte kan weliswaar worden gezegd dat [eiser] meer dan de gemiddelde Nederlander een public figure is, maar tussen partijen staat vast dat hij niet de publiciteit zoekt.