6 apr 2016
Door de Staat opgelegde beperking verspreiding detentiecentrum gemaakte foto's nietig
Rechtbank Den Haag 6 april 2016, IEF 15861; ECLI:NL:RBDHA:2016:3820 (Fotograaf tegen Staat)
Vgl. IEF 15578. Tussen de Staat en journalist gesloten overeenkomst met betrekking tot in een detentiecentrum gemaakte foto’s. De Staat heeft bedongen dat de door de journalist gemaakte foto’s niet zonder goedkeuring van de Staat mogen worden verspreid. De rechtbank oordeelt dat de vrijheid van meningsuiting van de journalist daarmee op ongeoorloofde wijze is ingeperkt, zodat de betreffende bepalingen nietig zijn wegens strijd met de openbare orde.
4.5. Het feit dat [eiser] heeft ingestemd met de door de Staat gestelde voorwaarden door de overeenkomst te ondertekenen doet aan het voorgaande niet af. Zoals door [eiser] terecht is aangevoerd, kunnen de rechten die hij aan artikel 7 Grondwet kan ontlenen niet via een privaatrechtelijke overeenkomst worden ingeperkt.
4.6. De Staat heeft nog aangevoerd dat het recht op verspreiding op grond van artikel 10 lid 2 EVRM en artikel 19 lid 3 IVBPR mag worden beperkt ter voorkoming van wanordelijkheden en ter bescherming van de openbare orde. De wettelijke grondslag daarvoor is gelegen in artikel 3 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), aldus de Staat.
4.7. Dit betoog faalt. Weliswaar bieden de door de Staat aangehaalde artikelen beperkingsmogelijkheden van het recht op vrijheid van meningsuiting, maar een dergelijke beperking is om te beginnen slechts toegestaan indien zij bij wet is voorzien. Het beroep dat de Staat in dit verband heeft gedaan op artikel 3 Pbw is daarvoor niet toereikend, nu dat artikel slechts bepaalt dat het beheer van een inrichting bij de directeur berust. Het artikel verleent de directeur van de inrichting geen bevoegdheid om de verspreiding van de door een journalist in de inrichting gemaakte foto’s te beperken. Aan het vereiste dat de beperking bij wet is voorzien wordt derhalve niet voldaan.
Op andere blogs:
NVJ