Douaneautoriteiten kunnen op voorwaarde antipiraterijprocedure zelf inleiden
HvJ EU 9 april 2014, zaak C-583/12 (Sintax Trading) - dossier
Zie eerder IEF 13468. Uitlegging van de artikelen 13, leden 1 en 17, alsook van de punten 1, 2 en 3 van de considerans van Douaneverordening (EG) 1383/2003. Maatregelen strekkende tot het verhinderen van het op de markt brengen van nagemaakte goederen en van door piraterij verkregen goederen. Procedure tot en bevoegdheid van douaneautoriteiten ter zake van vaststelling of er sprake is van schending van een intellectuele eigendomsrecht. Recht van de douaneautoriteiten om ambtshalve een procedure in te leiden, zonder tussenkomst van de houder. Het Hof van Justitie verklaart voor recht:
Artikel 13, lid 1, van verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten, moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat de douaneautoriteiten de in die bepaling bedoelde procedure zelf instellen en toepassen wanneer de houder van het intellectueel-eigendomsrecht daartoe geen initiatief neemt, op voorwaarde dat tegen de ter zake door deze autoriteiten genomen beslissingen rechtsmiddelen openstaan waarmee de bescherming wordt verzekerd van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht en met name aan deze verordening ontlenen.
Gestelde vragen:
Kan de in artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1383/20032 genoemde "procedure [die] is ingeleid om te bepalen of [...] een intellectuele-eigendomsrecht is geschonden", ook worden gevoerd bij de douanedienst, of dient de in hoofdstuk III van de verordening behandelde "bevoegde autoriteit [die] een besluit ten gronde kan nemen" gescheiden te zijn van de douaneautoriteiten?
In punt 2 van de considerans van verordening nr. 1383/2003 wordt als doelstelling van de verordening bescherming van de consumenten genoemd, en overeenkomstig punt 3 van die considerans moet in een procedure worden voorzien die de douaneautoriteiten de mogelijkheid geeft het verbod om goederen die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht in het douanegebied van de Gemeenschap binnen te brengen, zo doeltreffend mogelijk te handhaven, zonder evenwel de in punt 2 van de considerans van deze verordening en in punt 1 van de considerans van uitvoeringsverordening nr. 1891/2004 genoemde vrijheid van het legitieme handelsverkeer in het gedrang te brengen. Is het met deze doelstellingen verenigbaar dat de in artikel 17 van verordening nr. 1383/2003 vastgelegde maatregelen alleen kunnen worden toegepast wanneer de houder van het recht de in artikel 13, lid 1, van de verordening genoemde procedure tot vaststelling van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht inleidt, of moet met het oog op een zo doeltreffend mogelijke verwezenlijking van deze doelstellingen, ook de douaneautoriteit de mogelijkheid hebben om de desbetreffende procedure in te leiden?