Draagvlak en maatwerk
Kamerstuk 29515, nr. 136, 2e Kamer. Kabinetsplan aanpak administratieve lasten; Brief minister met overzicht maatregelen op terrein van Justitie ter vermindering administratieve lasten voor bedrijfsleven.
Auteursrechtvergoedingen. In 2004 is tussen de ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland en de Stichting Reprorecht een Introductieregeling reprorecht bedrijfsleven (2003–2005) gesloten over de uitvoering van de wettelijke regeling inzake het reprorecht. De verschuldigde vergoedingen worden betaald aan de Stichting Reprorecht, die vervolgens reparteert aan de rechthebbenden.
Op grond van de afspraken betalen bedrijven een vast bedrag per jaar aan de stichting, dat berust op de bedrijfsgrootte en het veronderstelde kopieergedrag. Bedrijfsomvang in aantallen medewerkers en de door het CBS gehanteerde SBI-codes zijn hierbij bepalend. Deze wijze van uitvoeren van het reprorecht scheelt het bedrijfsleven op jaarbasis € 57 mln.
Alle betrokken partijen zijn positief over de regeling.
Eind 2005 is deze dan ook verlengd. Ondanks voorzieningen om de uitvoering van het reprorecht en ook van andere auteursrechtheffingen (naburige rechten, recht op muziek en beelden) zoveel mogelijk te stroomlijnen, blijven deze op kritiek van het bedrijfsleven stuiten. Het initiatief van het georganiseerde bedrijfsleven en rechthebbenden om over een zo eenvoudig mogelijke inning van auteursrechtvergoedingen afspraken te maken wordt toegejuicht.
Zelfregulering biedt namelijk de beste garantie voor draagvlak en maatwerk, terwijl ook de nodige AL-reducties kunnen worden bereikt, zowel voor het betalingsplichtige bedrijfsleven als voor de collectieve beheersorganisaties zelf. In mijn optiek illustreren de gemaakte afspraken dat zelfregulering zeer goed kan werken. Partijen kunnen zelf in een evaluatie van de regeling voorzien, en eventuele AL-aspecten kunnen daarbij altijd betrokken worden.
Overigens vormen auteursrechtvergoedingen als zodanig, anders dan wel eens wordt gesuggereerd, geen administratieve last. Het uitgangspunt is daarbij duidelijk: in beginsel een plicht tot betaling voor het gebruik van andermans beschermd werk. Bij octrooien is dat niet anders. In het streven om zelfregulering verder te stimuleren heeft mijn ministerie een informele dialoog op gang gebracht tussen auteursrechtenorganisaties en het georganiseerde bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB Nederland). In dat verband wordt gesproken over mogelijkheden tot verdere vereenvoudiging.
Ik stel het nodige in het werk om deze dialoog te bevorderen en zie dan ook met met belangstelling uit naar de uitkomsten. Vooruitlopend daarop heeft de Stichting Auteursrechtbelangen gevolg gegeven aan mijn suggestie tot en het voortouw genomen bij de ontwikkeling van een digitaal loket, waarop gebruikers straks zullen kunnen nagaan welke kosten zijn verbonden aan hun wijze van gebruik van beschermd werk. Het streven is erop gericht dit digitale loket nog in 2006 te operationaliseren.
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner