Een foto van een foto
Vzr Rechtbank Breda, 17 januari 2011, LJN: BP1094, Eisers tegen Noviomedia/Buro
Auteursrecht. Eisers eisen verbod op voorgenomen publicatie van het boek ‘De Oordopjesmoord’ (o.a. over de moord op de dochter van eisers) en een gebod tot inzage voorafgaande aan de publicatie. Het verbod noch het gebod wordt toegewezen (art 7 GW), maar inbreuk op het auteursrecht van eiseres m.b.t. tot de op en in het boek gebruikte foto’s van het vermoorde meisje (die eerder zijn gebruikt in een boek van eisers zelf) wordt wel aangenomen. “De voorzieningenrechter stelt voorop dat het maken van een foto van een foto waarop auteursrecht rust, eveneens tot inbreuk van het auteursrecht leidt, zodat dit verweer van [gedaagde] geen hout snijdt.”
3.10. (…) Onder deze omstandigheden zou een verbod tot publicatie en een gebod tot inzage van het manuscript vooraf, zoals door [eisers] is gevorderd, neerkomen op censuur door de rechter vooraf en aldus in strijd komen met de onder meer door artikel 7 Gw gewaarborgde en nader in de jurisprudentie uitgewerkte vrijheid van drukpers. Dit zou anders zijn wanneer [gedaagde] de te publiceren tekst vrijwillig aan de voorzieningenrechter zou verstrekken met het doel de tekst te toetsen op dreigende onrechtmatigheid. Deze bereidheid aan de zijde van [gedaagde] ontbreekt. De vordering wordt afgewezen.
(…) 3.12. [gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiseres] auteursrechthebbende op de foto van [T] is. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het maken van een foto van een foto waarop auteursrecht rust, eveneens tot inbreuk van het auteursrecht leidt, zodat dit verweer van [gedaagde] geen hout snijdt. Auteursrecht is een absoluut recht en de rechthebbende heeft dan ook de keuze om een derde die die foto gebruikt wel of niet hierop aan te spreken. In ieder geval is toestemming van de rechthebbende voor gebruik van de foto noodzakelijk, welke toestemming hier ontbreekt. De omstandigheid dat er een aantal foto’s op het internet vrij toegankelijk is, impliceert nog niet dat het daarom eenieder vrij staat om de foto’s nog verder, zonder toestemming, openbaar te maken. Er is daarom sprake van inbreuk op het auteursrecht, zodat [eiseres] in beginsel recht heeft op vergoeding van de door haar geleden materiële schade.
Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is echter slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Ook dient uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist te zijn. [eiseres] laat na toe te lichten waaruit haar materiële schade bestaat, zodat de vordering op grond van inbreuk op een auteursrecht niet toewijsbaar is. Voor zover [eiseres] bedoelt haar vordering voor immateriële schadevergoeding te baseren op artikel 6:106 lid 1 aanhef en sub c BW, heeft [eiseres] evenmin toegelicht dat door het gebruik van die foto de eer of goede naam van [T] op zodanige wijze is geschaad dat zij, als zij nog in leven zou zijn, recht op schadevergoeding zou hebben gehad. De vordering wordt afgewezen.
3.13. Op de foto’s die gebruikt zijn in het boek ‘Vermist en vermoord: [T]’ rust blijkens de onbetwiste stelling van [eisers] en de overgelegde productie met betrekking tot het boek (productie 1 bij de conclusie van antwoord) auteursrecht. Zoals hiervoor reeds is overwogen levert het gebruik van die foto’s zonder toestemming van de rechthebbende inbreuk op het auteursrecht op. Het gevorderde verbod om foto’s van [T] uit voornoemd boek te publiceren is dan ook toewijsbaar. De gevorderde dwangsom wordt toegewezen als na te melden.
Lees het vonnis hier.