Een gezamenlijk creatief product
met dank aan Jan-Kees Govers, GoversvanZoest
Auteursrecht. Overeenkomst to uitgave. Eiser, uitgeverij RVP, stelt dat gedaagde, schrijfster X. in strijd heeft gehandeld met een met haar gesloten overeenkomst tot uitgave van haar boek door niet mee te werken aan een verficatieproces m.b.t. de in het boek gestelde feiten. Eiser beroept zich ook op het auteursrecht op het geredigeerde, bewerkte manuscript. Het boek is uiteindelijk verschenen bij eveneens gedaagde uitgeverij Artemis, onderdeel van Ambo/Anthos.
De vorderingen worden afgewezen. Zelfs als X. uit hoofde van de overeenkomst gehouden was mee te werken aan het verificatieproces, dan is nog is niet komen vast te staan dat zij deze verplichting heeft geschonden. X. mocht er daarnaast vanuit gaan dat het haar onder de gegeven omstandigheden vrijstond een andere uitgever te benaderen.
Met betrekking tot het auteursrecht oordeelt de rechtbank dat op het door een redacteur van eiser bewerkte versie van het manuscript een zelfstandig auteursrecht rust, dat niet kan worden aangemerkt als opdrachtgeversauteursrecht van de schrijfster, maar wel als een gezamenlijk auteursrecht, nu er sprake is van een onscheidbaar gezamenlijk werk (“een gezamenlijk creatief product”). De auteursrechtelijke vordering van RVP stranden echter geheel, nu deze gebaseerd zijn op de stelling dat RVP enig eigenaar is.
Overeenkomst: 4.4. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat RVP als uitgever in dit geval gehouden was tot het doen van verificatie (hetgeen door RVP wordt gesteld en door Artemis c.s. wordt betwist), volgt uit het voorgaande niet dat X. RVP niet in staat heeft gesteld het verificatieproces uit te voeren. Het enkele feit dat X. heeft geweigerd om toestemming te geven M2 aan haar ex-schoonfamilie voor te leggen, is daartoe onvoldoende. (…) Tussen partijen is immers niet langer in geschil (zie proces-verbaal van comparitie) dat X. bewijsmateriaal aan RVP wel onder voorwaarden is aangeboden. Nu niet is gesteld of gebleken dat die voorwaarden dusdanig waren dat dit gelijk moet worden gesteld aan een weigering, wordt daaraan voorbij gegaan.
4.5. Het voorgaande leidt ertoe dat voor zover X. uit hoofde van de overeenkomst al jegens RVP gehouden was mee te werken aan het verificatieproces, niet is komen vast te staan dat zij deze verplichting heeft geschonden, zodat de vordering van RVP voor zover deze is gebaseerd op toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door X. niet toewijsbaar is.
Onrechtmatig handelen: 4.7. Vast staat dat X. Artemis begin 2009 heeft benaderd. Dit is ruim een half jaar nadat X. RVP (bij brief van 13 juni 2008) had bericht dat de overeenkomst was beëindigd en zij zich vrij voelde om naar een andere uitgever te gaan. Uit hetgeen door partijen is gesteld volgt niet dat RVP zich na die datum daartegen nog heeft verzet. Zo blijkt niet van een schriftelijke reactie, evenmin blijkt van handeling waaruit dit verzet kan worden afgeleid. RVP stelt alleen dat zij op 15 december 2008 heeft laten weten dat zij zich bereid houdt tot overleg, mocht een andere uitgever geïnteresseerd zijn en dat zij zich alle rechten voorbehoudt. Voor zover al moet worden aangenomen dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, hetgeen RVP kennelijk betoogd, mocht X. er onder deze omstandigheden wel van uitgaan dat het haar vrijstond een andere uitgever te benaderen. (…)
Auteursrecht: 4.14. In M2 [geredigeerde versie-IEF] zijn stukken en aspecten uit M1 [manuscript-IEF] overgenomen, maar -anders dan Artemis C.S. betoogt- is aan de bewerking ook een eigen karakter gegeven. Het gaat immers om meer dan een tekstcorrectie. Zo is er een indeling in hoofdstukken gemaakt en zijn stukken herschreven. De bewerking draagt als zodanig een eigen persoonlijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker. De bewerking geniet dan ook auteursrechtelijke bescherming.
4.15. Artemis c.s. stelt zich vervolgens op het standpunt dat X. de rechthebbende is van de auteursrechten op de bewerking omdat zij als maker van de bewerking moet worden aangemerkt, nu de bewerking onder haar leiding en toezicht tot stand is gekomen. Het beroep van X. op artikel 6 Auteurswet faalt. (…) Volgens X. zijn alle veranderingen met haar toestemming tot stand gekomen en hebben zij daarbij nauw samengewerkt, maar daarmee is nog niet voldaan aan het vereiste van artikel 6 Aw. Onvoldoende is gesteld of gebleken dat Den Drijver alleen uitvoerder was.
4.16. Ter beoordeling staat dan nog de vraag of met de bewerking sprake is van een gezamenlijk werk. Van een gemeenschappelijk (gezamenlijk) werk is sprake als de verschillende elementen niet scheidbaar zijn. Van onscheidbaarheid wordt gesproken als de samenwerking zo ver gaat dat de auteurs (in overleg) elkaars concepten aan elkaar aanpassen en corrigeren, waardoor onderdeel voor onderdeel van een gezamenlijk creatief product gesproken kan worden. Volgens X. was de samenwerking tussen [redacteur] en haar zodanig dat gesproken kan worden van een gezamenlijke bewerking. Alles werd aldus X. in overleg tussen [redacteur] en X. veranderd. (…) Nu RVP heeft nagelaten feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat sprake is van scheidbaarheid en RVP evenmin voldoende heeft weersproken dat X. ook zelf stukken heeft herschreven en bijgeschreven, is niet komen vast te staan dat ten aanzien van de bewerking sprake is van één creatie door [redacteur], en gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is van een gemeenschappelijk werk.
4.17. Het voorgaande leidt ertoe dat [redacteur] en X. gezamenlijk eigenaar zijn van het auteursrecht op de bewerking. Voor zover [redacteur] zijn aandeel daarin al rechtsgeldig heeft overgedragen aan RVP, zijn zij alleen mede eigenaar van het auteursrecht op de bewerking en alleen al om die reden stranden de door RVP ingestelde vorderingen. Deze zijn immers gebaseerd op de stelling dat RVP (enig) eigenaar is van het auteursrecht op de bewerking.