Een passende vergoeding
Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-1972 (vonnis in hoofdzaak), Jan Spek Rozen B.V. tegen Heco Stekcultures B.V.
Gemeenschapskwekersrecht. Passende vergoeding art. 94 lid 1 GKV en goede trouw. "De rechtbank vermag niet in te zien dat in het kader van de gevorderde passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding van belang is of er sprake is van goede of kwade trouw aan de zijde van de inbreukmaker of dat hem enig ander verwijt te maken valt."
Eerder gemeld, nog niet samengevat. Spek is houdster communautaire kwekersrechten ten aanzien een tweetal rozenrassen (Sperien en Spekren). Bij een controle heeft zij rozen aangetroffen, waarover geen licentievergoeding was afgedragen. De rozen waren geleverd door Heco. Spek heeft daarop een schikkingsvoorstel aan Heco verzonden, waarin een vergoeding conform het gebruikelijke licentietarief van 30 euro cent per stuk was opgenomen. Heco had op haar beurt een deel van de stekken van Van Zuilen betrokken, en heeft Van Zuilen aansprakelijk gesteld.
In dit geding staat de vraag centraal of Heco te goeder trouw heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat art. 94 lid 1 Gemeenschapskwekersrechtverordening (GKV) de mogelijkheid opent tot toekenning van een “passende vergoeding” door de inbreukmaker aan de rechthebbende. De door Spek gewenste redelijke licentievergoeding past systematisch in die categorie. In het midden kan blijven of "sprake is van opzettelijk of handelen uit onachtzaamheid als bedoeld in lid 2, 1e volzin, omdat de in dat artikellid bedoelde andere schade in dit geding niet gevorderd wordt. De tweede volzin van lid 2 stelt voorts dat de schadevergoeding bij lichte onachtzaamheid niet tot een lager bedrag dan het voordeel van Heco mag worden verminderd. Die situatie is evenmin aan de orde (gesteld) in dit geschil." Art. 97 lid 1 GKV is niet aan de orde omdat Spek geen vordering tot winstafdracht heeft ingesteld. Ten slotte volgt uit 97 lid 3 dat de nationale wetgeving geen nadere vereisten kan toevoegen.
De rechtbank oordeelt dat de GKV geen nadere vereisten stelt aan de volgens art. 94 lid 1 GKV toe te kennen "passende vergoeding". Het begrip “passende vergoeding” dient autonoom aan de hand van (uitsluitend) de GKV uit te worden gelegd.
De rechtbank vermag niet in te zien dat in het kader van de gevorderde passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding van belang is of er sprake is van goede of kwade trouw aan de zijde van de inbreukmaker of dat hem enig ander verwijt te maken valt. Het gaat immers om een redelijke licentievergoeding die andere licentiehouders wel betalen...Voor andere vormen van schade zullen de gradaties van verwijtbaarheid als genoemd in artikel 94 lid 2 GKV (opzettelijk of onachtzaam handelen) weer wel een rol kunnen spelen maar niet voor de toewijzing van een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding. (ov 4.5)
Uit het voorgaande volgt dat kwade trouw of enige andere vorm van verwijtbaarheid dan wel toerekenbaarheid niet als eis kan worden gesteld aan de toekenning van een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding.”
De hoogte van de vergoeding van 30 euro cent per stek is naar het oordeel van de rechtbank redelijk, nu dit tarief door 10 andere licentienemers aan Spek wordt betaald. Het argument van Heco dat de vergoeding niet redelijk is omdat zij de stekken heeft verkocht voor 19 euro cent wordt verworpen. Dit moet tot het ondernemersrisico van Heco worden gerekend.
Lees het vonnis hier