Gepubliceerd op donderdag 19 oktober 2023
IEF 21724
||
11 okt 2023
11 okt 2023, IEF 21724; E-11/23 (Lassenteret AS tegen Assa Abloy Opening Solutions Norway), https://delex.nl/artikelen/efta-verwijzingsuitspraak

EFTA verwijzingsuitspraak

EFTA 12 oktober 2023, IEF 21724; E-11/23 (Lassenteret AS tegen Assa Abloy Opening Solutions Norway). Verzoekster, Låssenteret, houdt zich bezig met de verkoop, installatie en onderhoud van sloten en beveiligingssystemen. Verweerster, Assa Abloy Opening Solutions Norway (hierna: AAOS), produceert en verkoopt producten en diensten op het gebied van toegangscontrole voor particulieren en professionals. In de periode 2017 tot 2019 had Låssenteret verschillende overeenkomsten met AAOS. In 2019 heeft AAOS een van de overeenkomsten met Låssenteret opgezegd. Eind september 2020 heeft AAOS de andere overeenkomsten met Låssenteret opgezegd. Låssenteret betwist de rechtmatigheid van deze opzeggingen.

In de hoofdzaak heeft Låssenteret gesteld dat AAOS een machtspositie op de markt heeft en dat het misbruik gevolgen kan hebben voor de installatiemarkt. Låssenteret stelt dat misbruik van machtspositie door AAOS heeft plaatsgevonden door het onrechtmatig beëindigen van de overeenkomst. Låssenteret voert verder aan dat AAOS onder andere marktgevoelige en vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met zijn concurrenten. AAOS betoogt dat het op geen enkele markt een machtspositie inneemt en dat niets de standpunten van Låssenteret dat zij afgesloten is van de markt onderbouwt. De aan het EVA-Hof voorgelegde vragen hebben betrekking op de toegang tot bewijsmateriaal, namelijk bedrijfsgeheimen: 

Question 1: Is the material scope (ratione materiae) of Directive 2016/943 limited to cases in which the subject-matter of the dispute is the use of acquired trade secrets?

Question 2: The last sentence of Article 9(2) of the Directive on the protection of trade secrets requires that “[t]he number of persons referred to in points (a) and (b) of the second subparagraph shall be no greater than necessary in order to ensure compliance with the right of the parties to the legal proceedings to an effective remedy and to a fair trial, and shall include, at least, one natural person from each party and the respective lawyers or other representatives of those parties to the legal proceedings”. Despite that wording, does the Directive [on the protection of trade secrets] allow for a national court to establish a confidentiality ring which does not allow for at least one natural person from each of the parties to the case to be granted access to evidence constituting trade secrets which is submitted as evidence in the case?

Question 3: Does the last sentence of Article 9(2) of the Directive on the protection of trade secrets express a general EEA law principle to the effect that a national court may not establish a confidentiality ring which does not allow for at least one natural person from each of the parties to the case to be granted access to evidence constituting trade secrets which is submitted as evidence in the case?

Question 4: Is it of significance to the answer to one or more of questions 1 to 3 above that the trade secrets that are requested disclosed as evidence are competitively sensitive in relation to the party requesting access to the information?

Question 5: In a case involving abuse of a dominant position under Article 54 of the EEA Agreement, does EEA law, including the principle of effectiveness or the principle of homogeneity, require a national court to order the party alleged to have abused its dominant position to disclose evidence constituting trade secrets, without that court having to weigh up the parties’ interests?

Question 6: Do EEA law principles, including the principle of effectiveness or the principle of homogeneity, mean that national procedural law must be interpreted in accordance with Article 5 of the Damages Directive (Directive 2014/104/EU), even though it is not incorporated into the EEA Agreement?