Gepubliceerd op dinsdag 28 maart 2023
IEF 21321
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
22 mrt 2023
Gerecht EU (voorheen GvEA) 22 mrt 2023, IEF 21321; ECLI:EU:T:2023:152 (B&Bartoni tegen EUIPO), https://delex.nl/artikelen/elektrode-is-afzonderlijk-voortbrengsel

Elektrode is afzonderlijk voortbrengsel

Gerecht EU 22 maart 2023; IEF 21320, IEFbe 3630; T‑617/21, ECLI:EU:T:2023:152 (B&Bartoni tegen EUIPO) In het onderhavige geschil draait het om het begrip "onderdeel van een samengesteld voortbrengsel” in de zin van artikel 4 lid 2 Gemeenschapsmodellenverordening. Volgens B&Bartoni heeft de kamer van beroep blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de betrokken elektrode geen onderdeel van een samengesteld voortbrengsel was. Het Gerecht oordeelt dat dit niet zo is. De snijmachine en de toorts kunnen bij vervanging van de elektrode niet uit elkaar worden gehaald en weer in elkaar worden gezet. Verder is het samengestelde voortbrengsel, te weten een toorts of een plasmasnijmachine, zonder elektrode een volledig voortbrengsel. Tot slot kan de betrokken elektrode worden vervangen door een andere elektrode en kunnen toortsen van verschillende typen de betrokken elektrode gebruiken. Op basis van deze reeks relevante aanwijzingen, heeft de kamer van beroep tot de slotsom kunnen komen dat de betrokken elektrode een afzonderlijk voortbrengsel is en geen onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel in de zin van artikel 4 lid 2 van de Gemeenschapsmodellenverordening.

49. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat de kamer van beroep het recht en de feiten niet onjuist heeft opgevat door te oordelen dat de snijmachine en de toorts bij vervanging van de elektrode niet uit elkaar worden gehaald en weer in elkaar worden gezet en dat deze omstandigheid een relevante aanwijzing vormde voor de vaststelling dat de betrokken elektrode niet kon worden beschouwd als een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel.

62. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat de kamer van beroep het recht of de feiten niet onjuist heeft opgevat door te oordelen dat het betrokken samengestelde voortbrengsel, te weten een toorts of een plasmasnijmachine, zonder elektrode een volledig voortbrengsel is en dat deze omstandigheid een relevante aanwijzing vormt voor de vaststelling dat de betrokken elektrode niet kan worden beschouwd als een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel.

70. Hieruit volgt dat de kamer van beroep het recht of de feiten niet onjuist heeft opgevat door er rekening mee te houden dat de betrokken elektrode kan worden vervangen door een andere elektrode en dat toortsen van verschillende typen de betrokken elektrode kunnen gebruiken, om vast te stellen dat deze elektrode geen onderdeel van een samengesteld voortbrengsel in de zin van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 6/2002 vormt.

76. In dit verband blijkt integendeel – zoals interveniënte in antwoord op de vragen van het Gerecht heeft benadrukt – dat interveniëntes toorts kan worden gebruikt met andere elektroden, die mogelijk een ander uiterlijk en andere technische specificaties hebben dan de elektrode waarvan het gemeenschapsmodel in casu wordt betwist, zonder inbreuk op dit model te maken.

77. Bijgevolg moet verzoeksters betoog inzake het doel van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 6/2002 worden afgewezen.

78. Hieruit volgt dat de kamer van beroep het recht of de feiten niet onjuist heeft opgevat door op basis van een reeks relevante aanwijzingen tot de slotsom te komen dat de betrokken elektrode een afzonderlijk voortbrengsel is en geen onderdeel van een samengesteld voortbrengsel in de zin van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 6/2002.

79. Gelet op het voorgaande moet het enige middel worden afgewezen en moet het beroep dus in zijn geheel worden verworpen.