17 aug 2022
Er zal worden doorgeprocedeerd in hoofdzaak
Rb. Den Haag 17 augustus 2022, IEF 20964; ECLI:NL:RBDHA:2022:8186 (Mappa c.s. tegen Kolster c.s.) Zelig Mappa is een bedrijf dat actief is in de landbouwsector. Zij is houdster van het communautaire kwekersrecht voor het plantenras OFARIM. Flowers en Meshek Mordehai zijn exclusieve licentienemers onder het Kwekersrecht. Danziger is een sierteeltbedrijf dat zich bezighoudt met onderzoek, veredeling, ontwikkeling, vermeerdering, productie, verkoop en marketing van bloemen- en plantenrassen. Kolster is een sierteeltbedrijf gespecialiseerd in de veredeling en teelt van snijheesters. Mappa meent dat Danziger inbreuk maakt op het Kwekersrecht. Mappa vordert in dit geschil een inbreukverbod in de EU op het Kwekersrecht. Kolster vordert dat de rechtbank de procedure in hoofdzaak zal schorsen totdat (onherroepelijk) is beslist in de bij het CPVO aanhangig gemaakte procedure.
De rechtbank geeft aan dat het onduidelijk is of de procedure bij het CPVO is ingeleid waardoor schorsing van de hoofdzaak niet aan de orde is en er zal worden doorgeprocedeerd in de hoofdzaak. Kolsters schorsingsverzoek ziet ook op de voorlopige voorziening die door Mappa aangevraagd is. Schorsing van de voorlopige voorziening wordt afgewezen omdat Mappa de mogelijkheid moet hebben om haar kwekersrechten te beschermen door middel van een voorlopige voorziening. De rechtbank houdt de beslissing over de voorlopige voorziening aan totdat het CPVO heeft beslist over de ontvankelijkheid van het verzoek van Danziger aangezien deze ontvankelijkheidsbeslissing waarschijnlijk niet meer lang op zich zal laten wachten. Mappa vordert verder dat een derde, Beauty Line, ex artikel 118 Rv wordt opgeroepen. De rechtbank wijst deze vordering af omdat deze derde niet in haar rechten wordt geraakt. De rechtbank ziet aanleiding voor een mondelinge behandeling en beveelt verschijning van partijen voor een nader aan te wijzen rechter.
6.5. De rechtbank kan aan de hand van hetgeen door partijen naar voren is gebracht niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het CPVO tot ontvankelijkheid van het verzoek heeft besloten. Het komt de rechtbank evenwel aannemelijk voor dat het CPVO nog geen beslissing heeft genomen over de ontvankelijkheid van het verzoek van Danziger. Immers, in artikel 53 bis lid 3 Uv-GKVo is opgenomen dat het CPVO de beslissing om een ingediend verzoek niet-ontvankelijk te verklaren aan de indiener van het verzoek en de houder van het kwekersrecht meedeelt. Een dergelijke mededeling hebben Danziger noch Mappa c.s. ontvangen althans tot nog toe niet in de procedure gebracht. Uit 53 bis lid 3 Uv-GKVo is evenwel niet af te leiden dat als het CPVO ten positieve heeft beslist op de ontvankelijkheidsvraag, en hij derhalve een procedure heeft ingeleid, zulks aan partijen wordt meegedeeld. De enkele omstandigheid dat de kwekersrechthouder om een reactie is gevraagd, is voorshands niet doorslaggevend omdat geenszins is uit te sluiten dat een reactie ook wordt gevraagd alvorens op de ontvankelijkheid wordt beslist. Dat betekent dat vooralsnog onduidelijk is of de procedure bij het CPVO is ingeleid zodat schorsing van de onderhavige hoofdzaak op basis van artikel 106 GKVo (nog) niet aan de orde is. In de hoofdzaak zal dan ook worden doorgeprocedeerd.
6.9. De rechtbank gaat voorbij aan het bezwaar van Mappa c.s. Schorsing van de voorlopige voorziening zal worden afgewezen, waarmee Mappa c.s. geen belang meer heeft bij haar bezwaar. Inhoudelijk overweegt de rechtbank als volgt. Wanneer het CPVO het verzoek tot nietig- of vervallenverklaring ontvankelijk verklaart en de procedure inleidt, zal de hoofdzaak worden geschorst. In dat geval moet de kwekersrechthouder de mogelijkheid hebben een voorlopige voorziening te verkrijgen om haar kwekersrechten te beschermen. De procedure voor wat betreft de door Mappa c.s. gevorderde voorlopige voorziening zal dan ook niet worden geschorst en het schorsingsincident wordt in zoverre afgewezen.
12.3. De rechtbank kan de redenering van Mappa c.s. niet volgen. De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad heeft bepaald dat een derde onder omstandigheden kan worden opgeroepen, wanneer deze derde door de uitspraak in de betreffende hoofdzaak in zijn/haar rechten wordt geraakt.9 Daarvan is in de onderhavige procedure geen sprake. Door toe- of afwijzing van de vorderingen tegen Beauty Line (of Kolster of Danziger) wordt BLI niet geraakt in haar rechten. Er is dus geen sprake van een situatie waarbij BLI als derde is betrokken bij de materiële rechtsverhouding tussen Mappa c.s. en Kolster c.s.