Gepubliceerd op donderdag 18 januari 2018
IEF 17439
Rechtbank Den Haag ||
17 jan 2018
Rechtbank Den Haag 17 jan 2018, IEF 17439; (Pacovis tegen Sustainable Disposable Trading), https://delex.nl/artikelen/eu-wijd-verbod-modelrechtinbreuk-op-ovaal-palmbladservies

Uitspraak ingezonden door Sjo Anne Hoogcarspel, Rutger Stoop en Gregor Vos, Brinkhof.

EU-wijd verbod modelrechtinbreuk op ovaal palmbladservies

Rechtbank Den Haag 17 januari 2018, IEF 17439; ECLI:NL:RBDHA:2018:454 (Pacovis tegen Sustainable Disposable Trading) Modellenrecht. Pacovis ontwikkelt en produceert voedselverpakkingen en consumables-wegwerpservies, waaronder een van palmblad gemaakt Ellipse-bord. SDT ontwerpt wegwerpserviezen van natuurlijke restmaterialen, zoals Areca-palmbladeren. SDT heeft de modelrechten voor de RAAGA-borden. Pacovis vordert verklaring voor recht van geen inbreuk. SDT heeft met succes deels spiegelbeeldige reconventionele vorderingen ingesteld. Pacovis maakt met haar Ellipse-borden in elk geval inbreuk op de modelrechten van SDT. Verbod in de gehele EU en nevenvorderingen toegewezen.

4.4. Bij de hantering van deze maatstaf is van belang in het oog te houden dat de “geïnformeerde gebruiker” een fictieve, geobjectiveerde maatman is, die, zonder zelf ontwerper oftechnisch deskundige te zijn, hetzij door persoonlijke ervaring, hetzij door tiitgebreide kennis van de betrokken sector op de hoogte is van wat er in die sector aan modellen te koop is. Ten aanzien van de door de bril van deze maatman uit te voeren beoordeling geldt voorts dat de geïnformeerde gebruiker het model en het gewraakte gebruiksvoorwerp in de regel naast elkaar zal zien en aldtis een concrete vergelijking zal kunnen maken, waarbij hem vanwege zijn belangstelling een vrij hoog aandachtsniveau mag worden toegedicht. Dit laatste gaat echter niet zover dat sprake is van een minutieuze vergelijking. De vergelijking zal zich beperken tot die uiterlijke eigenschappen/kenmerken (voor zover kenbaar dit de modelregistratie) die als relevant mogen gelden en duidelijk zichtbaar zijn.

4.6. Tegen deze achtergrond heeft Pacovis in de eerste plaats aangevoerd dat de ontwerper van de Raaga-borden, Smeets, bij het uitvoeren van zijn opdracht geen enkele vrijheid heeft gehad, enerzijds omdat het te gebruiken materiaal (paimblad) reeds vastlag en anderzijds omdat de maatvoering van borden wordt gedicteerd door de zogenoemde ‘Gastronorm’. Daarnaast heeft zij onder verwijzing naar het door haar gepresenteerde vormgevingserfgoed aangevoerd dat de Modellen nauwelijks afstand nemen van wat er al was. Dit alles bij elkaar brengt volgens Pacovis mee dat de draagwijdte van de bescherming van de modellen, zo deze er al is, uiterst gering is.

4.7. De rechtbank kan Pacovis hierin niet volgen. Uit de door SDT in het geding gebrachte verklaring van Frederic Sanders, de voormalig directeur van Hampi, komt naar voren dat de opdracht die Hampi destijds aan Smeets heeft gegeven, niet meer inhield dan dat hij met een aantrekkelijke vormgeving voor een aantal wegwerpbordjes van palmmateriaal diende te komen, waarbij de bordjes met het oog op de belangrijkste doelgroep van Hampi de juiste formaten voor cateringtoepassingen dienden te hebben. Naar het oordeel van de rechtbank was er binnen de aldus getrokken grenzen voor Smeets nog meer dan voldoende ruimte voor eigen keuzes ten aanzien van de specifieke vormgeving van de borden. Ten aanzien van het door Pacovis in stelling gebrachte vorrngevingserfgoed is de rechtbank in dit verband van oordeel dat de onder 2.1 $ gepresenteerde borden buiten beschouwing dienen te blijven, nu niet is gesteld en ook niet is gebleken dat deze ouder zijn dan de Modellen. Hetzelfde geldt voor het beweerdeljke erfgoed dat is weergegeven onder 2.19 en 2.20, nu hiervan niet is gesteld of gebleken dat deze binnen de Europese Unie kenbaar waren voor de geïnformeerde gebruiker. De in 2.20 genoemde presentatie van het in India gevestigde Peak was immers direct en uitsluitend gericht op het in Zwisterland gevestigde Pacovis, terwijl het enkele feit dat in een filmpje op YouTube een bordje is te zien, nog niet meebrengt dat dit bordje in de Europese Unie bekend was. Daarmee resteren uitsluitend de in 2.17 gepresenteerde borden en schalen, waarvan niet in geschil is dat deze ouder zijn dan de Modellen en binnen de Europese Unie bekend waren. Vergelijking met dit vormgevingserfgoed leert dat deze oudere modellen weliswaar eveneens (semi-)ovaal van vorm zijn, maar ook dat zij een andere kleur en een andere textuur hebben en van een ander materiaal zijn gemaakt. Zij zijn duidelijk niet gemaakt van, zoals onmiskenbaar blijkt uit de modelregistraties, een houtachtig materiaal en hebben ook geen ‘hout-look’. Gelet op dit alles bij elkaar moet dan ook worden geconcludeerd dat de Modellen een grotere beschermingsomvang kan worden toegedicht dan door Pacovis wordt bepleit.

4.9. De relevante uiterlijke eigenschappen van de Modellen (zoals deze blijken uit de registraties) betreffen naar het oordeel van de rechtbank vooral (1) de semi-ovale vorm met schuin oplopende zijwanden, (ii) de beige tot lichtbruine, hocitachtige kleur, (iii) de daarmee samenhangende ‘hout-look’ (inclusief nerven) en (iv) een uitstaande rand, die (v) aan de achterzijde iets hoger is dan aan de voorzijde. Vergelijking met de ter comparitie ter beschikking gestelde Ellipse-borden N13$, N139 en 14146) leert dat deze kenmerken daarin telkens vrijwel volledig terugkeren, met dien verstande dat de zijwanden (kenmerk ii) wat steiler oplopen, de uitstaande buitenranden (kenmerk iv) breder zijn en er geen zichtbaar verschil in hoogte is tussen de hoogte van de beide uiteindes (kenmerk v). Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verschillen echter niet van dien aard dat zij de geïnfonTieerde gebruiker direct zullen opvallen, in die zin dat zij meteen een duidelijk zichtbaar verschil opleveren. Daarbij wijst zij erop dat, zoals hiervoor reeds werd aangestipt, in het kader van de hier uit te voeren toets moet worden verricht met de blik van een redelijk in de materie ingevoerde waarnemer, die beide objecten weliswaar oplettend bekijkt, maar tegelijkertijd niet tot in de kleinste details beschouwt. De conclusie moet daarmee zijn dat de relevante kenmerken van de Modellen zodanig in de Ellipse-borden terugkeren dat deze borden bij de geïnformeerde gebruiker geen andere totaalindrcik wekken. Dit houdt in dat Pacovis met het aanbieden van de Ellipse-borden inbreuk maakt op de modelrechten van SDT.

4.19. Zoals hiervoor in r.o. 4.9 reeds werd overwogen, maakt Pacovis met haar Ellipse borden (N138, N139 en 14146) in elk geval inbreuk op de modelrechten van SDT. Op grond van artikel 19 GModVo is SDT dan ook gerechtigd het verdere gebruik van die borden in de gehele Europese Unie te verbieden. De rechtbank zal daarom het onder b) gevorderde verbod op grond in de hierna te melden zin toewijzen. Dit verbod zal, zoals ook nog gevorderd, worden versterkt met een dwangsom, zij het dat deze zal worden gemaximeerd. Teneinde executieproblemen te voorkomen, zal de ingangsdatum van het verbod in het dictum worden gesteld op twee werkdagen na betekening van dit vonnis. Volledigheidshalve roept de rechtbank hier nog in herinnering dat zij niet inziet welk belang SDT erbij heeft dat ook nog een uitspraak wordt gedaan over het door haar gepretendeerde auteursrecht en over haar beroep op het leerstuk van slaafse nabootsing.