Gepubliceerd op vrijdag 24 november 2017
IEF 17297
Rechtbank Overijssel ||
10 okt 2017
Rechtbank Overijssel 10 okt 2017, IEF 17297; ECLI:NL:RBOVE:2017:4205 (Bewoners tegen Gemeente Losser), https://delex.nl/artikelen/exhibitievordering-niet-voldoende-concreet-bepaald-nu-tijdsbestek-meer-dan-drie-jaar-beslaat

Exhibitievordering niet voldoende concreet bepaald, nu tijdsbestek meer dan drie jaar beslaat

Rechtbank Overijssel 10 oktober 2017, IEF 17297; ECLI:NL:RBOVE:2017:4205 (Bewoners tegen Gemeente Losser). Exhibitie. 843a Rv. Gemeente vraagt inzage in een grote hoeveelheid stukken, waarvan zij de inhoud niet kent. Het tijdsbestek van de documenten die zij vordert beslaat meer dan drie jaar. De Gemeente wil de gevraagde stukken aanwenden ter onderbouwing van haar verweren in de hoofdzaak. Voor nu kan de Gemeente echter volstaan met het gemotiveerd betwisten van de door de bewoners ingenomen standpunten. Kennis van de gevraagde bescheiden is daarvoor niet noodzakelijk.

2.4. De Gemeente vraagt inzage in een grote hoeveelheid stukken, waarvan zij de inhoud niet kent. Artikel 843a Rv biedt de verzoekende partij geen algemeen inzagerecht. Een partij kan slechts om inzage in bepaalde met name genoemde stukken vragen en moet daarbij een rechtmatig belang hebben. De betreffende bescheiden dienen zodanig concreet te worden omschreven, dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of de verzoekende partij een rechtmatig belang heeft. De ruime omschrijving van de vordering van de Gemeente en het gebrek aan onderbouwing hiervan, maakt deze, zoals de bewoners terecht hebben aangevoerd, tot een ‘fishing expedition’, waar artikel 843a Rv uitdrukkelijk niet voor bedoeld is.

2.5. Dat de Gemeente, met uitzondering van het onderdeel van haar vordering dat ziet op de correspondentie tussen de bewoners en de projectontwikkelaar(s), een beperking in tijd heeft aangegeven, maakt dat niet anders. Het tijdsbestek behelst immers nog steeds meer dan drie jaar.

2.6. De rechtbank begrijpt dat de Gemeente de gevraagde stukken wil aanwenden ter onderbouwing van haar verweren in de hoofdzaak. In dit stadium van het geding kan de Gemeente echter volstaan met het gemotiveerd betwisten van de door de bewoners ingenomen standpunten. Kennis van de gevraagde bescheiden is daarvoor niet noodzakelijk, althans van enige noodzaak is de rechtbank niet gebleken. Of verdere substantiëring nodig is zal blijken uit het debat in de hoofdzaak, maar is nu nog niet aan de orde. De rechtbank is daarom in de tweede plaats van oordeel dat de Gemeente in dit stadium van de procedure geen rechtmatig belang heeft bij kennisname van de gevraagde stukken.