19 sep 2016
Gülen-school niet belasterend in whatsappgroep, feto- of terroristenschool wél
Vzr. Rechtbank Noord-Holland 19 september 2016, IEF 16278; ECLI:NL:RBNHO:2016:7720 (Gülen-school) Mediarecht. Onrechtmatige uitlatingen. Middels social media en het oprichten van een whatsappgroep hebben ouders zich onrechtmatig uitgelaten over de school als een als een terroristische organisatie gelieerd aan Fetullah Gülen. Aanduiding Feto-school of terroristenschool onrechtmatig, overige voorzieningen geweigerd. Opheffing van de gehele whatsappgroep is te ingrijpend dan wel niet kunnen bijdragen aan beoogde doel van bevorderen rust op school. De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden om de school aan te duiden als “fetoschool” of “terroristenschool” of daarvan afgeleide aanduidingen. Rectificatie in de Telegraaf staat niet in verhouding omdat het om uitlatingen binnen de relatieve beslotenheid van een WhatsApp-groep ging.
4.22. De aanduiding “Gülen-school” vindt de voorzieningenrechter niet belasterend. Op de zitting hebben [de ouders] uiteengezet welke Gülen georiënteerde activiteiten [de school] in het verleden organiseerde en zij hebben aangegeven daarmee tot aan de gebeurtenissen op 15 juli geen moeite te hebben gehad, omdat het een goede school was. [de stichting] heeft daar niets tegenover gesteld. Voor zover al moet worden aangenomen dat [de stichting] zich op het standpunt stelt dat [de school] géén Gülen-school is, had zij dat standpunt moeten onderbouwen. Omdat [de stichting] dat heeft nagelaten zijn de door [de ouders] genoemde feiten voldoende aannemelijk geworden voor de conclusie dat het niet onrechtmatig is om [de school] een Gülen-school te noemen.
4.23. De voorzieningenrechter weegt voorts mee dat de uitlatingen (behalve de berichten op facebook) zijn gedaan in de beslotenheid van een WhatsApp-groep. Dat moet wel in zoverre worden genuanceerd dat de groep kennelijk een grote omvang had en dat de beheerders andere ouders actief hebben benaderd om deel te nemen aan de groep, zodat die beslotenheid van relatieve waarde is.
4.24. [de ouders] hebben aangevoerd dat zij er alleen maar op uit waren om te voorkomen dat hun kinderen naar een school zouden gaan waar het niet rustig en veilig was en ook andere ouders daarbij te helpen. Als dat klopt, dan zouden andere gedragingen dan de uitlatingen in de WhatsApp-groep, ook passend of zelfs beter zijn geweest. In dat verband is van belang dat afspraken waren gemaakt met de gemeente, kennelijk om onrust te voorkomen.
4.25. Maar ten slotte is ook van belang dat de kwalificatie van [de school] als Gülen-school ook op andere wijze naar buiten is gekomen, zoals via de in overweging 2.14 genoemde lijsten op internet en de lijst van het staatspersbureau.
4.26. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen vindt de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de beschuldigingen aan het adres van [de school] , zoals deze zijn gedaan in de WhatsApp-groep, inhoudende dat het een fetoschool is en een school van landverraders, terroristen en moordenaars door de bodemrechter onrechtmatig zullen worden geacht tegenover [de stichting] .
4.27. Gelet op deze onrechtmatigheid is het gevraagde verbod op uitlatingen als ‘fetoschool” en “terroristenschool” toewijsbaar. [de stichting] heeft voldoende belang bij deze voorziening omdat het kan helpen schadelijke beeldvorming tegen te gaan en de rust op school te bevorderen. De voorziening is, gelet op het onrechtmatige karakter, niet te ingrijpend voor [de ouders] . Aan (ieder van) de gedaagden zal daarom een dergelijk verbod worden opgelegd.
4.34. Ook de gevorderde rectificatie wordt geweigerd. Het gaat hier immers niet om publieke of publiek gemaakte uitlatingen, maar om uitlatingen binnen de relatieve beslotenheid van een WhatsApp-groep. De gevraagde advertentie in de Telegraaf staat daarmee in geen verhouding. Bovendien is het maar de vraag of daarmee het door [de stichting] beoogde doel – het bevorderen van de rust op school – wordt bereikt. Ook om deze reden vindt de voorzieningenrechter een dergelijke voorziening niet passend. De rectificatie naar de ouders die is gevraagd is onvoldoende bepaald om in deze vorm te kunnen worden toegewezen. De voorzieningenrechter begrijpt dat [de stichting] wil worden gerehabiliteerd voor zover zij op onrechtmatige wijze is aangeduid. Daarvoor kan [de stichting] evenwel dit vonnis gebruiken.