9 feb 2023
Gedaagde dient verzenden e-mails te stoppen
Rechtbank Midden-Nederland 2 februari 2023, IEF 21540, ECLI:NL:RBMNE:2023:1039 (Eisers/Gedaagde) Eisers hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten met het bedrijf van de broer van gedaagde die inhoudt dat gedaagde werkzaamheden voor eisers zal verrichten. Na het aflopen van de samenwerkingsovereenkomst blijven twee facturen onbetaald aan het bedrijf van de broer van gedaagde, in verband met de diensten die gedaagde heeft verricht. De onderneming van de broer van gedaagde vraagt faillissement van eisers aan, maar trekt dit later weer in. Gedaagde zendt daarop e-mails naar klanten- en zakenrelaties over de situatie tussen het bedrijf van zijn broer en eisers. Daarin geeft hij aan dat het zijn doel is om eisers zoveel mogelijk verlies te doen lijden. Eisers stellen dat gedaagde hiermee onrechtmatig handelt en vorderen een verbod voor gedaagde om zijn acties door te zetten.
Ten grondslag aan deze vordering ligt, naast de gestelde onrechtmatigheid, de schending van een relatie- en geheimhoudingsbeding die in de samenwerkingsovereenkomst waren opgenomen. De voorzieningenrechter kijkt of de vrijheid van meningsuiting van gedaagde rechtmatig kan worden beperkt door het belang van eisers. Bij de vraag of er sprake is van onrechtmatige uitlatingen, kijkt de rechter naar de omstandigheden van het geval. Ten eerste wordt opgemerkt dat gedaagde onvolledige informatie verstrekt, nu het faillissement is ingetrokken. Ten tweede neemt de rechter aan dat gedaagde alleen zijn persoonlijke belang dient, afgaand op de inhoud van de e-mails en zijn verklaringen op de zitting. Ten derde kijkt de rechter naar de specfiieke branche waarin eisers opereren, namelijk de schuldhulp. Het zaaien van twijfel over de financiële situatie kan in deze sector snel tot wantrouwen en verlies van klanten leiden.
Om deze redenen komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat gedaagde onrechtmatig handelt. Gedaagde moet stoppen met het verzenden van e-mails en een duidelijk overzicht maken van de personen en instanties die hij heeft benaderd.
3.2. Toewijzing van de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s., betekent een beperking van de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] (artikel 10 lid 1 EVRM). De vrijheid van meningsuiting brengt bepaalde plichten en verantwoordelijkheden mee en kan worden beperkt, als die beperking in de wet is geregeld en in een democratische samenleving nodig is (artikel 10 lid 2 EVRM), bijvoorbeeld om de goede naam en de rechten van anderen te beschermen. Van zo’n toegestane beperking is sprake als de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn (artikel 6:162 BW).
3.3. Voor het antwoord op de vraag of de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn, moeten de wederzijdse belangen – die in beginsel gelijkwaardig zijn – tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van [eiseres sub 1] c.s. is dat zij niet zomaar wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat haar privacy (gewaarborgd in artikel 8 EVRM) niet onnodig wordt geschonden. Het belang van [gedaagde] is dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden. Bij deze belangenafweging moeten alle relevante omstandigheden worden meegenomen.