Gepubliceerd op woensdag 25 juli 2018
IEF 17875
Rechtbank Amsterdam ||
25 jul 2018
Rechtbank Amsterdam 25 jul 2018, IEF 17875; ECLI:NL:RBAMS:2018:5130 (Patricia Paay tegen redactie en GeenStijl), https://delex.nl/artikelen/gedaagde-redactieleden-geenstijl-persoonlijk-aansprakelijk-voor-onrechtmatig-verspreiden-plasseksvid

Gedaagde redactieleden GeenStijl persoonlijk aansprakelijk voor onrechtmatig verspreiden plasseksvideo Paay via embedded link

Rechtbank Amsterdam 25 juli 2018,  IEF 17875 ECLI:NL:RBAMS:2018:5130 (Patricia Paay tegen redactie GeenStijl) Onrechtmatige publicatie. Rechtspraak.nl: Het (verder) verspreiden van (bloot) beeldmateriaal zonder instemming van de personen die zijn afgebeeld, is onrechtmatig omdat dit een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de afgebeelde personen. De vrijheid van meningsuiting van de (verdere) verspreider dient in dit soort gevallen te wijken voor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ander. Dit kan onder bijzondere omstandigheden, die zich in dit geval niet voordoen, anders zijn. Daaruit volgt reeds de onrechtmatige daad van de in dit geding gedaagde twitteraar. In het kader van algemene onrechtmatige daad wordt een “embedded link” gelijk gesteld aan een “hyperlink” en wordt beschouwd als een onrechtmatige (verdere) verspreiding van het eerder op Twitter geplaatst beeldmateriaal.

De gedaagde redactieleden van GeenStijl.nl hebben onvoldoende betwist de stelling van eiseres dat zij de belangen van eiseres willens en wetens hebben genegeerd met het plaatsen van de embedded link op GeenStijl.nl. De gedaagde redactieleden worden daarom op persoonlijke titel evenzeer aansprakelijk gehouden voor het plaatsen van de embedded link naar het beeldmateriaal van eiseres.

Gedaagden worden vanwege hun onrechtmatig handelen jegens eiseres, veroordeeld tot vergoeding van hun deel (begroot op 30.000 euro) in de door eiseres gestelde geleden (en te lijden) immateriële schade. Omdat de gedragingen van gedaagden tot dezelfde (immateriële) schade bij eiseres heeft geleid, worden zij hoofdelijk veroordeeld.

4.6.3. Opvallend is dat in het betoog van GSMedia c.s. op dit punt de rol van [eiseres] niet aanwezig is; er wordt louter verwezen naar een geëtaleerde vorm van hypocrisie die – ook in de gekozen bewoordingen van GSMedia c.s. zelf – niet ziet op het gedrag van [eiseres] en waar zij ook niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Kennelijk heeft een voorafgaande afweging met de belangen van [eiseres] destijds niet plaatsgevonden, althans daar is niets over gesteld. Dat had wel op de weg van GSMedia c.s. gelegen. Ook thans komt zij niet verder dan de stelling dat de persvrijheid hier prevaleert, omdat de kwestie al groot was voordat GSMedia c.s. er aandacht aan besteedde. Maar dat summiere argument volstaat niet, alleen al niet omdat het wederom voorbij gaat aan de belangen van [eiseres] . Over de voornoemde hypocrisie berichten staat GSMedia c.s. natuurlijk vrij. De keuze van de wijze waarop zij dat doet in beginsel ook. Het is niet aan de rechtbank om te oordelen of dat op journalistiek verantwoorde en/of smaakvolle wijze gebeurt. Maar journalistieke vrijheid is daar waar die de belangen van anderen raakt niet onbegrensd, ook niet als een embedded hyperlink raakt aan een “discussie” (beter hier: aanwezige ophef) die in de publieke belangstelling staat (het zogenoemde “debate of general interest”). Nu GSMedia c.s. op werkelijk geen enkele manier de rechtbank heeft kunnen overtuigen dat het aan de kaak stellen van de gewraakte hypocrisie – bij anderen(!) – óók het plaatsen van de embedded hyperlink naar het filmpje met [eiseres] rechtvaardigde, in die zin dat de belangen van [eiseres] daarvoor moesten wijken, is daarmee in dit geding komen vast te staan dat GSMedia c.s. op ontoelaatbare wijze een grens heeft overschreden. Dat [eiseres] een bekend persoon is, en mogelijk in het verleden in de openbaarheid in meer of mindere mate (seksueel) vrijgevochten gedrag heeft vertoond, maakt dit niet anders. Het is nog steeds aan haar zelf of en zo ja, in welke mate, zij haar intieme privésfeer – waarvan hier onbetwist sprake is – wil delen met het publiek, ook als zij die zelf laat filmen en zij mogelijk zelf betrokken is bij verspreiding in eigen gekozen – en dus beperkte – kring.

4.7.2. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hebben hun raadsman slechts in algemene termen laten betogen dat persoonlijke aansprakelijkheid van redacteuren als zij niet aan de orde is. Het zou een ongewenst “chilling effect” hebben en zij zijn ook “niet in staat en niet bevoegd om het gevorderde uit te voeren”. Ook wordt namens hen nog verwezen naar een tweetal recente uitspraken waarin persoonlijke aansprakelijkheid van redacteuren is afgewezen.

4.8. Uit het voorgaande volgt dat de voornoemde belangenafweging jegens alle gedaagden in het voordeel van [eiseres] uitvalt. De onrechtmatigheid van het handelen van [gedaagde 2] onderscheidenlijk GSMedia c.s. is daarmee gegeven. De door [eiseres] tevens ingeroepen bescherming op grond van het portretrecht (artikel 21 Auteurswet) en de Wet Bescherming Persoonsgegevens (thans de Algemene Verordening Gegevensbescherming) voegt aan het bovenstaande in dit geval niets toe, zodat die grondslagen geen behandeling behoeven. Hetzelfde geldt voor het door [eiseres] ingeroepen auteursrecht op het filmpje, waarvan bovendien niet is komen vast te staan dat zij dat auteursrecht heeft. De vereiste schriftelijke overdracht van auteursrecht heeft immers niet plaatsgevonden.

5.1. verklaart voor recht dat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door het filmpje met toevoeging van de hashtag ‘# [eiseres] ’ middels een openbare tweet op zijn openbaar Twitter-account te plaatsen,

5.2. verklaart voor recht dat GSMedia c.s. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door het plaatsen op de website GeenStijl.nl van een embedded link naar de openbare tweet van [gedaagde 2] ,