Gepubliceerd op donderdag 25 juli 2024
IEF 22149
Rechtbank Midden-Nederland ||
18 jul 2024
Rechtbank Midden-Nederland 18 jul 2024, IEF 22149; ECLI:NL:RBMNE:2024:4268 (Eiser tegen gedaagden c.s.), https://delex.nl/artikelen/geen-auteursrecht-op-liedje-zin-in-jou

Geen auteursrecht op liedje ‘Zin In Jou'

Vzr. Rb. Midden-Nederland 18 juli 2024, IEF 22149; ECLI:NL:RBMNE:2024:4268 (Eiser tegen gedaagden c.s.). Eiser stelt dat hij auteur en producent is van het door [A] gezongen nummer [nummer 1]. Hij meent dat gedaagden c.s. inbreuk maakt op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten door openbaarmaking en verveelvoudiging. Gedaagden c.s. betwist dit. In dit kort geding vordert eiser een voorlopige voorziening. Deze wordt echter niet toegewezen, nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat het auteursrecht van eiser niet voldoende aannemelijk is gemaakt. De vorderingen van eiser zijn uitsluitend gebaseerd op een alleen aan eiser toekomend auteurschap van het lied [nummer 1]. Gedaagden c.s. stelt dat er sprake is van co-auteurschap, wat onder andere te zien is op de manier waarop eiser het lied bij Spotify heeft aangemeld. Ter zitting heeft eiser dit bevestigd. Van dit ter zitting gestelde co-auteurschap kan eveneens niet uitgegaan worden, nu een productie van gedaagden c.s. een verklaring bevat van [C] over de totstandkoming van het nummer. Hij verklaart op zijn beurt dat [B] de auteur is van het nummer. Hieruit wordt dus niet evident duidelijk waar de auteursrechten liggen. Om ervan uit te gaan dat eiser co-auteur is van het nummer, is bewijsvoering nodig en daar leent dit kort geding zich niet voor. Een voorlopig oordeel over de vraag of er sprake is van een auteursrechtinbreuk, zoals door eiser is gesteld, kan op grond van het voorgaande onbeantwoord blijven.  

3.5. Van het door [eisende partij] pas ter zitting gestelde co-auteurschap kan in dit kort geding ook niet worden uitgegaan. Daartoe geldt het volgende. [gedaagden c.s.] heeft als productie 2 een verklaring van [C] overgelegd. [C] was in 2008 door [eisende partij] ingehuurd als geluidstechnicus. [C] beschrijft in zijn verklaring hoe (de opname van) het nummer ‘ [nummer 1] ’ tot stand is gekomen. Volgens [C] heeft [B] het nummer aan [eisende partij] en hem voorgespeeld en gezongen. Vervolgens zijn er opnames gestart, waarna de later aanwezige [A] het nummer heeft ingezongen. [C] verklaart zonder enig voorbehoud dat [B] de auteur is van het nummer ‘ [nummer 1] ’, hetgeen strookt met het standpunt van [gedaagden c.s.] . Dat [C] , die zeven jaar de geluidstechnicus van [eisende partij] is geweest, uit rancune in juridische geschillen op ieders verzoek onjuiste verklaringen over [eisende partij] aflegt omdat [eisende partij] hem op enig moment op staande voet heeft ontslagen is door [eisende partij] gesteld, maar is op geen enkele wijze onderbouwd. In dit kort geding kan niet aan de verklaring van [C] over het auteurschap van het nummer ‘ [nummer 1] ’ worden voorbijgegaan.