Gepubliceerd op woensdag 11 februari 2015
IEF 14640
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geen dwangsommen voor 'addergebroed' bij niet normale verhouding raadsman-cliënt

Vzr. Rechtbank Limburg 23 december 2014, IEF 14640; ECLI:NL:RBLIM:2014:11197 (mr. X tegen cliënt)
Mediarecht. Raadsman-cliëntverhouding. Tuchtrecht. Eiser in conventie is in 2010 verboden zich publiekelijk en/of in de media onheus en/of diskwalificerend uit te laten over gedaagde door woorden met een uitdrukkelijk negatieve lading, zoals "sujet, addergebroed", te gebruiken. In 2014 is een boek in de handel verschenen, waarin - volgens gedaagde - het opgelegde verbod bewust drie keer is overtreden. Eiser vordert met succes de staking van de ingezette executie van het vonnis. Voorzieningenrechter is ten tijde van het wijzen van het vonnis uitgegaan van een normale verhouding tussen raadsman-cliënt. Volgens het Hof van Discipline voldoent de verhouding van meet af aan niet aan het normaaltype verhouding tussen raadsman en cliënt in strafzaken. De bodemrechter zal mogelijk oordelen dat door het opnemen van de bewuste passages in het boek geen dwangsommen verbeurd zijn.

 

4.3. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 6 december 2010 bij de beoordeling van de toen voorliggende vordering (impliciet maar onmiskenbaar) de normale verhouding raadsman-cliënt voorop gesteld. Het Hof van Discipline heeft inmiddels geoordeeld dat er vanaf aanvang aan geen normale verhouding raadsman-cliënt is geweest tussen partijen door toedoen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de deugdelijkheid van de motivering van het Hof van Discipline niet ter discussie gesteld. Indien de bodemrechter tot dezelfde bevindingen komt als het Hof van Discipline, kan niet worden uitgesloten dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door het opnemen van de bewuste passages in het boek geen dwangsom(men) verbeurd heeft.

5.4 (Tuchtzaak): 5.4 Wat het hof vooropgesteld heeft in zijn in 4.5 geciteerde overweging uit 2011, blijft onverkort geldig ten aanzien van het normaaltype van de verhouding tussen raadsman en cliënt in strafzaken. Uit het voorgaande blijkt evenwel dat de verhouding tussen klager en verweerder van meet af aan niet aan dat normaaltype heeft beantwoord. Ook al verkeerde klager, als aangehouden verdachte, in een voor hem bedreigende situatie en ook al had hij zelf verweerder als raadsman gekozen, toch heeft hij verweerder van meet af aan gewantrouwd, ofschoon van goede grond voor wantrouwen niet is gebleken.