20 sep 2016
Uitspraak ingezonden door Merel Teunissen, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Geen inbreuk: onvoldoende aannemelijk dat gebruik is gemaakt van auteursrechtelijk beschermde trekken van levensverhaal in VPRO-serie
Hof Arnhem-Leeuwarden 20 september 2016, IEF 16261; ECLI:NL:GHARL:2016:7612 (Moszkowicz - RAAF-VPRO) Eiser heeft beslag laten leggen op alle scenarioversies van de serie ‘De Maatschap’, omdat er volgens hem inbreuk gemaakt is op het auteursrecht van zijn autobiografie ‘De Straatvechter.’ Zie eerder IEF 15979 en IEF 16041. In hoger beroep stelt het hof, aansluitend op het oordeel van de rechtbank, dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een inbreuk is gemaakt op het auteursrecht en er is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat schrijvers van de op zijn familie geïnspireerde televisieserie gebruikt hebben gemaakt van auteursrechtelijk beschermde trekken van zijn levensverhaal. Eiser krijgt dan ook geen inzage in het script.
6.6 Het hof overweegt hierover als volgt. Vaststaat dat het boek auteursrechtelijk is beschermd en X voor het schrijven van het scenario onder andere daaruit hebben geput. Dit betekent nog niet, anders dan eiser in de toelichting op grieven 2, 3 en 4 stelt, dat reeds om die reden sprake is van een (dreigende) auteursrechtinbreuk. Daarvoor is het nodig, zoals X terecht aanvoeren, dat auteursrechtelijk beschermde elementen uit het boek zijn overgenomen. Feiten als zodanig, dus los van de vorm waarin eiser die feiten heeft verwerkt, worden door het auteursrecht niet beschermd en mogen door derden worden overgenomen, ook indien het feiten betreft die niet uit andere bron kenbaar zijn.
6.7 Het enkele gegeven dat X voor het schrijven van het scenario uit het boek hebben geput, wettig dus niet het vermoeden, anders dan eiser in punt 31 van zijn appeldagvaarding stelt, dat het scenario de vrucht is van bewuste of onbewuste ontlening en dus inbreuk maakt op de auteursrechten van eiser. Voor het aannemen van een auteursrechtinbreuk is namelijk een mate van overeenstemming vereist die van zodanige aard en omvang is dat, indien het bedoelde vermoeden niet wordt ontzenuwd, moet worden geoordeeld dat sprake is van een ongeoorloofde vereenvoudiging in auteursrechtelijke zin (vgl. HR 29 november 2011, ECLI:NL:HR:2002:AE8456).
6.14 Dat de totaalindrukken van het boek en het scenario overeenstemmen, heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het boek is door eiser niet in het geding gebracht, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen, zodat het hof niet kan beoordelen in welke mate de door eiser genoemde negen elementen bepalend zijn voor de totaalindruk van het boek, noch of door de overname van die negen elementen de totaalindrukken van het boek en het scenario (mogelijk) overeenstemmen. Het hof acht het voorhands ook niet aannemelijk dat de totaalindrukken overeenstemmen nu het boek zich beperkt tot het levensverhaal van eiser, terwijl het scenario betrekking heeft op de gehele familie.
6.15 De conclusie uit het voorgaande is dat er voorhand geen redelijk vermoeden is van een (dreigende) auteursrechtinbreuk. Dit betekent dat de in artikel 843a Rv bedoelde rechtsbetrekking onvoldoende aannemelijk is gemaakt zodat de vordering dient te worden afgewezen. De grieven 2, 3 en 4 in het principaal hoger beroep falen.