Gepubliceerd op dinsdag 4 augustus 2015
IEF 15162
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geen publicatieverbod artikel over student-docentrelaties in jaren '80

Vzr. Rechtbank Amsterdam 15 juli 2015, IEF 15162; ECLI:NL:RBAMS:2015:4958 (Eiser tegen De Volkskrant)
Onrechtmatige publicaties. De Volkskrant zou - aldus eiser - met een voorgenomen publicaties, waarin hij met naam en toenaam wordt genoemd, een ongerechtvaardigde aanval op zijn reputatie en een grove inbreuk op zijn privacy vormen. Gedragingen uit de jaren ’80, te weten een drietal liefdesrelaties met studenten had, stelt De Volkskrant bijna 30 jaar later scherp aan de kaak. Gezien de misstand die De Volkskrant aan de kaak beoogt te stellen is een publicatieverbod niet vooraf gewettigd. De vordering wordt afgewezen.

3.2. [eiser] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. De artikelen, waarin hij met naam en toenaam wordt genoemd, vormen een ongerechtvaardigde aanval op zijn reputatie en een grove inbreuk op zijn privacy. Gedragingen uit de jaren ’80, te weten een drietal liefdesrelaties die [eiser] (toen een generatiegenoot) met studenten had, stelt De Volkskrant bijna 30 jaar later scherp aan de kaak. De Volkskrant is vooringenomen en maakt zich kritiekloos spreekbuis van enkele personen die een oude rekening met [eiser] lijken te willen vereffenen. Ook wordt de valse suggestie gewekt dat de (vrije) seksuele moraal, die inherent was aan de cultuur van de Theaterschool in de jaren ’80, mede door toedoen van [eiser] , in 2015 nog altijd in de Theaterschool heerst, en studenten zich om die reden niet veilig voelen. Gedrag van [eiser] wordt ten onrechte gekoppeld aan gedrag van een andere docent ( [docent theaterschool] ) en daarnaast wordt ten onrechte gesuggereerd dat het gedrag van [eiser] tot op heden voortduurt. Het aldus gesuggereerde valse beeld van [eiser] en de Amsterdamse Theaterschool vindt geen steun in de feiten. [eiser] maakt ook bezwaar tegen de conclusie van De Volkskrant dat de vrouwen met wie [eiser] in de jaren ’80 een affaire heeft gehad tot op de dag van vandaag gevaar lopen als ze ruzie maken met de “machtige [eiser] ”. [eiser] bestrijdt voorts de juistheid van de drie geruchten over hem die in 2012 de ronde deden. Die geruchten zijn reeds in 2012 terzijde geschoven door de vertrouwenscommissie van de AHK wegens gebrek aan ieder bewijs. De docente die in 2012 de “brandbrief” heeft geschreven, heeft De Volkskrant bericht dat zij haar bijdrage aan de artikelen wil intrekken. De Volkskrant weigert echter het stuk nog aan te passen en gebruikt de geruchten ten onrechte om zo een suggestie van een actuele misstand (“een onveilige school”) te wekken. Al met al is [eiser] van mening dat zijn recht op privacy (artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, hierna EVRM) voorgaat op het recht van De Volkskrant op vrije meningsuiting (artikel 10 EVRM). Er is in dit geval geen sprake van “nieuws”. Publicatie van de artikelen is dan ook onrechtmatig jegens [eiser] .

4.8.
Over de meer algemene bezwaren van [eiser] tegen beide conceptartikelen overweegt de voorzieningenrechter het volgende. [eiser] , althans zijn raadsman, heeft ter zitting aangevoerd dat hij niet als een public figure kan worden aangemerkt en daarom minder mediabelangstelling hoeft te dulden. De voorzieningenrechter volgt [eiser] hierin voorshands niet. [eiser] is actief in de theaterwereld en artistiek leider van een opleiding die tal van bekende acteurs en cabaretier(e)s heeft voortgebracht. [eiser] staat in zijn positie aan het risico bloot dat hij wordt geassocieerd met recente gedragingen van anderen (in het bijzonder van [docent theaterschool] ), waardoor zijn eigen gedragingen uit een ver verleden worden “opgerakeld”. Weliswaar kan de berichtgeving in De Volkskrant hierdoor door [eiser] als tendentieus en suggestief worden ervaren, maar ook hier geldt dat De Volkskrant naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de grenzen van het toelaatbare niet heeft overschreden. Bij dit oordeel is van belang dat De Volkskrant [eiser] een reële mogelijkheid van wederhoor heeft geboden en bereid is geweest de publicatie naar aanleiding hiervan aan te passen (en enkele dagen uit te stellen). Ter terechtzitting van 15 juli 2015 is gebleken dat de aanpassingen die De Volkskrant heeft doorgevoerd met name tot gevolg hadden dat [eiser] en [docent theaterschool] minder “op een hoop werden gegooid” en dat meer benadrukt is dat de gedragingen van [eiser] in een (ver) verleden hebben plaatsgevonden en niet tot recent hebben voortgeduurd. Ook is van belang dat in het kader bij het hoofdartikel (zie 2.10) het weerwoord van [eiser] expliciet is weergegeven.

4.9.
Tegenover al hetgeen hiervoor is overwogen staat dat [eiser] terecht heeft aangevoerd dat de voorgenomen publicatie een ernstige inbreuk op zijn reputatie en privacy vormt. Alles afwegende is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat – mede gezien de misstand die De Volkskrant aan de kaak beoogt te stellen – die voorgenomen publicatie niet in zodanige mate inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] dat een publicatieverbod vooraf gewettigd zou zijn. Dit leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.