31 jul 2018
Geen rectificatie: uitlatingen minister Asscher over Fort Oranje vinden steun in de feiten
Hof Den Haag 31 juli 2018, IEF 17888; ECLI:NL:GHDHA:2018:1792 (Fort Oranje tegen Staat der Nederlanden) Rectificatie. Mediarecht. De minister heeft een bezoek gebracht aan de camping. Hierbij was media aanwezig. In een interview met televisiezender Omroep Brabant heeft de minister uitlatingen gedaan. De uitlatingen van de minister niet onrechtmatig en daarom is er geen aanleiding voor rectificatie [IEF 16768]. In hoger beroep vordert Fort Oranje het vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen alsnog toe te wijzen, met veroordeling van de Staat in de kosten van beide instanties. De uitlatingen vinden voldoende steun in de feiten en is daarmee niet onrechtmatig. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag.
4.2.4. Daarnaast vindt het verwijt steun in de feiten, in die zin dat tussen partijen vast staat dat Fort Oranje de politie de vrije toegang tot de camping had ontzegd, met uitzondering van gevallen dat op vertoon van legitimatie het doel van het verzoek werd gemeld en noodgevallen. Dat Fort Oranje als eigenaar de zeggenschap had over de toegang tot de camping, dat Fort Oranje wel toegang gaf aan de media en aangiftes had gedaan en dat het besluit van Fort Oranje de politie de toegang te ontzeggen was ingegeven door het daaraan voorafgaande optreden van de politie en het Regionaal Informatie en Expertise Centrum tegen Fort Oranje, maakt niet dat de uitlating geen steun vindt in de feiten. Feit blijft dat Fort Oranje de politie de vrije toegang tot de camping had ontzegd en dat ten gevolge van dat besluit er minder transparantie was over wat er op de camping gebeurde. In dat licht kan niet worden volgehouden dat Fort Oranje door de uitlating van de minister wordt blootgesteld aan een lichtvaardige verdachtmaking.
4.3. Voor zover kan worden gesproken van een schending van de eer of goede naam van Fort Oranje is die schending gelet op het voorgaande niet van zodanig gewicht dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld.
4.4. Daar komt bij dat ook als de uitlating onrechtmatig zou zijn geweest tegen Fort Oranje er op dit moment onvoldoende grond zou zijn voor toewijzing van de gevorderde rectificatie. Als onweersproken staat vast dat de camping op dit moment is gesloten en dat het interview inmiddels vrij lang geleden is gepubliceerd. Mede gelet op de ondergeschikte rol van de gewraakte uitlating in het interview, zou een rectificatie onder die omstandigheden geen passende maatregel zijn. Als het hof van oordeel zou zijn geweest dat de uitlating van de minister onrechtmatig was, zou het belang dat Fort Oranje zegt te hebben bij de rectificatie, te weten dat de gewraakte uitlating (en het oordeel van de voorzieningenrechter daarover) doorwerkt in procedures tussen Fort Oranje en de gemeente en de belastingdienst, voldoende zijn gediend met een arrest waarin de onrechtmatigheid van uitlating wordt vastgesteld, zonder toewijzing van een bevel tot rectificatie.
4.5. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat er geen grond is voor vernietiging van het bestreden vonnis. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat de uitlating van de minister voldoende steun vindt in de feiten. De tegen dat oordeel gerichte grief 1 slaagt niet om de hiervoor onder 4.2.4 genoemde redenen. Of het oordeel over de feitelijke steun als zodanig onvoldoende is om de conclusie van de voorzieningenrechter te dragen dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld, zoals Fort Oranje met grief 2 betoogt, kan in het midden blijven. Uit het voorgaande blijkt dat het oordeel over de steun in de feiten in ieder geval in combinatie met de andere in deze zaak relevante omstandigheden tot de conclusie moet leiden dat de gevorderde rectificatie moet worden afgewezen.