Geen simpele kussens
Gerechtshof Leeuwarden, 30 november 2010, LJN: BP1050, Box Seven B.V. tegen Gedaagde
Auteursrecht. Meubels (Le Corbusier). Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep grotendeels (vzr. Rechtbank Groningen, 18 december 2009, IEF 8489). Inbreuk niet betwist. Geen aanpassing, maar volledige vernietiging inbreukmakende meubelstukken. Ook kussens maken een wezenlijk onderdeel uit van de auteursrechtelijk beschermde meubelmodellen.
5. Het hof stelt voorop dat het belang van Box Seven bij het hoger beroep deels is komen te vervallen nu tengevolge van de vernietiging van de meubels de oorspronkelijke toestand niet meer kan worden hersteld. Haar belang blijft behouden waar het de proceskostenveroordeling in eerste aanleg betreft. Uit de toelichting op de grieven begrijpt het hof dat Box Seven tevens aan de orde stelt of [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden gebruik kon maken van haar bevoegdheid de meubels van Box Seven te laten vernietigen. Dit heeft tot gevolg dat het hof, ook al bestaat geen belang meer bij de vernietiging van de toewijzing van deze vordering, niettemin zal hebben te onderzoeken of de vordering door voorzieningenrechter al dan niet terecht is afgewezen, omdat hiervan het oordeel afhankelijk is wie de kosten van het geding zal hebben te dragen.
(…)
Vernietiging: 8. Het hof kan Box Seven in haar betoog niet volgen. Het auteursrecht geeft aan de gerechtigde immers de bevoegdheid om roerende zaken, die geen registergoederen zijn en die in strijd met dat recht zijn openbaar gemaakt of een niet geoorloofde verveelvoudigen vormen, als zijn eigendom op te eisen dan wel vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen (art. 28 lid 1 Aw). Door Box Seven is erkend dat de LC2 en LC3 auteursrechtelijk beschermde werken zijn en dat de rechten daarop bij [geïntimeerde] rusten. Door Box Seven is voorts erkend dat haar modellen te beschouwen zijn als ongeoorloofde verveelvoudigingen van de door het auteursrecht beschermde LC2 en LC3. Naar het voorlopig oordeel van het hof volgt uit de stellingen van partijen dat aan de voorwaarden van de opeising tot afgifte ex. art. 28 lid 1 Aw. is voldaan. Door Box Seven zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan voorshands geconcludeerd zou moeten worden dat [geïntimeerde] haar bevoegdheid tot opvordering en vernietiging heeft misbruikt.
(…)
(…)
Kussens: 13. Het hof stelt voorop dat zij met de voorlopige voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat [geïntimeerde] genoegzaam heeft aangetoond dat de kussens beschouwd moeten worden als één van de auteursrechtelijke beschermde elementen van de LC2 en LC3. Door Box Seven is niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat het hier om simpele kussen zou zijn die in iedere slaapkamer- en meubelwinkel te koop zijn en om die reden oorspronkelijkheid ontberen.
14. Het hof overweegt voorts dat voor de vraag of Box Seven met de kussens inbreuk maakt op de auteursrechten van [geïntimeerde], het erop aankomt of het beweerdelijk inbreukmakende werk (de kussens van Box Seven) in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. De stelling van Box Seven dat niemand bij het zien van deze kussens aan [geïntimeerde] zal denken, wat daarvan overigens ook zij, is rechtens niet relevant nu de beoordeling van nabootsing in auteursrechtelijke zin niet afhankelijk is van (indirect) verwarringsgevaar.
15. Bij de beantwoording van de inbreukvraag acht het hof het volgende van belang:
- Box Seven heeft niet weersproken dat de LC2 en LC3 vanwege hun hoge mate van oorspronkelijkheid een ruime beschermingsomvang genieten;
- Box Seven heeft evenmin weersproken dat de vorm en de maatvoering van haar kussens gelijk zijn aan de kussens van de LC2 en LC3; en
- Box Seven heeft erkend dat de LC2 en LC3 een auteursrechtelijk te beschermen werk vormen en de nabootsingen die door haar op de markt zijn gebracht hierop inbreuk maken.
16. Nu er sprake is van een overname van auteursrechtelijke beschermde trekken (de kussens) en door Box Seven niet is gesteld dat de kussen worden verwerkt in een nieuw zelfstandig werk, is de verhandeling van de kussens te beschouwen naar het voorlopig oordeel van het hof te beschouwen als een inbreuk op de auteursrechten van [geïntimeerde].23. Uit het voorgaande volgt dat Box Seven als de in het ongelijk gestelde partij in eerste instantie terecht in de proceskosten is veroordeeld.
Lees het arrest hier.